ECLI:NL:GHAMS:2016:1667

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
23-005035-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan woninginbraak en witwassen met betrekking tot gestolen goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplichtigheid aan een woninginbraak en witwassen van gestolen goederen. De ontnemingsvordering van de rechtbank was afgewezen, waarna de verdachte hoger beroep aantekende. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 oktober 2014 te Haarlem samen met onbekend gebleven anderen een woning heeft binnengevallen en daarbij een kluis met een aanzienlijk geldbedrag en sieraden heeft gestolen. De verdachte heeft de onbekend gebleven anderen geholpen door op de uitkijk te staan en hen te assisteren bij het vervoeren van de kluis. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 30 oktober 2014 tot en met 16 december 2014 geldbedragen verworven die afkomstig waren van de woninginbraak, wat als witwassen werd gekwalificeerd. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar heeft de subsidiaire en tweede ten laste gelegde feiten bewezen verklaard. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan een maand voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van vijf maanden geëist. Het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd, met een voorwaardelijk deel, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen. De verdachte is hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-005035-15
datum uitspraak: 5 april 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15‑872137‑14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1]

Omvang van het hoger beroep

De ontnemingsvordering ex artikel 36e, negende lid Wetboek van Strafrecht is op 26 november 2015 op verzoek van de officier van justitie door de rechtbank afgewezen. Blijkens de akte rechtsmiddel is op 10 december 2015 hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis in de zaak met parketnummer 15/872137‑14. De ontnemingszaak en de strafzaak staan beide geregistreerd onder voornoemd parketnummer, zijn gelijktijdig behandeld en hebben op dezelfde dag tot een uitspraak geleid. Hoewel het hoger beroep onbeperkt is ingesteld en er geen appelschriftuur is, gaat het hof er, gelet op de toelichting van de verdediging in hoger beroep en het gebrek aan belang nu de vordering door de rechtbank is afgewezen, vanuit dat er bedoeld is alleen hoger beroep in te stellen tegen de strafzaak. Het hoger beroep van de verdachte in de ontnemingszaak zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1 primair:
hij op of omstreeks 30 oktober 2014 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, althans een pand aan de [adres 2] heeft weggenomen [ondermeer] een kluis bevattende ongeveer 24.000 Euro, althans een [groot] geldbedrag en/of [uit een sieradendoos] een hoeveelheid sieraden en/of [uit een aardewerkpotje] ongeveer 3000 Euro, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
1 subsidiair:
dat een of meer onbekend gebleven ander(en) op of omstreeks 30 oktober 2014 te Haarlem, in elk geval Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, althans een pand aan de [adres 2] heeft/heben weggenomen [onder meer] een kluis bevattende ongeveer 24.000 Euro, althans een [groot] geldbedrag en/of [uit een sieradendoos] een hoeveelheid sieraden en/of [uit een aardewerkpotje] ongeveer 3000 Euro, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven ander(en) of verdachte, waarbij die onbekend gebleven ander(en) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf de verdachte op of omstreeks 30 oktober 2014 te Haarlem althans in elk geval in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de straat voor de deur van die woning te wachten op die onbekend gebleven ander(en) en/of op de uitkijk te staan terwijl die onbekend gebleven ander(en) in de woning binnen waren en/of die onbekend gebleven ander(en) te helpen met het dragen/sjouwen van de kluis van voornoemde woning naar de scooter en/of de kluis op een scooter te zetten;
1 meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2014 tot en met 3 april 2015 te Haarlem, althans in Nederland, 6600 Euro, althans een [groot] geldbedrag en/of diverse bankbescheiden [rekeningafschriften en brieven] ten name van [slachtoffer 2] en/of een of meer stukken metaal [afkomstig van een kluis] en/of een sleutel [van een geldkist] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geld en/of die bankbescheiden en/of stukken metaal en/of sleutel wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) en/of geld betrof;
2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 oktober 2014 tot en met 16 december 2014, te Haarlem en/of Zandvoort en/of Amsterdam, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) [totaal circa 6600 Euro], heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) [totaal circa 6600 Euro] gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
dat onbekend gebleven anderen op 30 oktober 2014 te Haarlem tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, [adres 2], hebben weggenomen ondermeer een kluis bevattende ongeveer 24.000 euro en uit een sieradendoos een hoeveelheid sieraden en uit een aardewerkpotje ongeveer 3000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan anderen dan aan die onbekend gebleven anderen of verdachte, waarbij die onbekend gebleven anderen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak,
bij het plegen van welk misdrijf de verdachte op 30 oktober 2014 te Haarlem opzettelijk behulpzaam is geweest door op de straat voor de deur van die woning te wachten op die onbekend gebleven anderen en op de uitkijk te staan terwijl die onbekend gebleven anderen in de woning waren en die onbekend gebleven anderen te helpen met het dragen van de kluis van voornoemde woning naar de scooter en de kluis op een scooter te zetten;
2:
hij in de periode van 30 oktober 2014 tot en met 16 december 2014, te Haarlem en Zandvoort en Amsterdam, voorwerpen, te weten geldbedragen van totaal circa 6600 euro, heeft omgezet en van voorwerpen, te weten geldbedragen van totaal circa 6600 euro gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van voorarrest waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is gelet op de omstandigheid dat het nu goed gaat met de verdachte en hij niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ook een onvoorwaardelijke werkstraf is niet passend, nu de verdachte nog een werkstraf, opgelegd in een andere strafzaak moet verrichten. De raadvrouw heeft, gelet op het voorgaande, verzocht een geheel voorwaardelijke werkstraf of gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een woningbraak. Daarbij zijn van het hoogbejaarde slachtoffer en zijn vrouw een kluis, een groot geldbedrag en sieraden gestolen. De verdachte heeft de onbekend gebleven anderen geholpen door op de uitkijk te staan en te helpen met het dragen van de kluis naar de scooter en het plaatsen van de kluis op de scooter.
De verdachte heeft zich daarna schuldig gemaakt aan witwassen door van het geld dat bij de woninginbraak gestolen was, luxegoederen te kopen.
Met het begaan van dergelijke feiten heeft de verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer en diens vrouw, maar hij heeft hen ook beroofd van hun veiligheidsgevoel. Zij hebben veel last ondervonden van de gevolgen van de woninginbraak. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij alleen aan zijn eigen gewin heeft gedacht toen hij direct na de diefstal luxegoederen is gaan kopen. Ook betreurt het hof dat de verdachte hoewel hij enig inzicht heeft gegeven in zijn aandeel in de feiten, nog altijd geen volledige openheid van zaken heeft gegeven. Openheid van zaken kan slachtoffers helpen bij de verwerking.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsrapport opgemaakt op 15 september 2015, door mevrouw [naam] waaruit blijkt dat de reclassering onvoldoende zicht heeft gekregen op eventuele problematieken nu verdachte zich niet coöperatief opstelt.
Gelet op de ernst van de feiten en hetgeen hierboven is overwogen acht het hof, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, een geheel voorwaardelijke straf niet passend en geboden. Het hof zal, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur opleggen, waarbij het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn door de verdachte geheel of ten dele ten eigen bate aangewend. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien zij geheel of grotendeels door middel van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 25.750,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 48, 57, 63, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing in de ontnemingszaak.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Schoeisel Iceberg (419764)
Schoeisel Zanotti (419785)
Schoeisel Nike Air Max (419953)
Broek Nike (420017)
Vest Nike (420020 )
Jas Canada Goose (419924)
Trui Dolce & Gabbana (419983)
Trui Kenzo Jungle Paris (419838)
Tas Gucci (419863)
Trui My Brand (419869)
Riem Gucci (419874).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 25.750,00 (vijfentwintigduizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 25.750,00 (vijfentwintigduizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. A.M. Kengen en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. A.M.R. Karsemeijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 april 2016.
Mr. P.F.E. Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]