Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding
2.De feiten
3.Het geschil
4.Beoordeling
De looptijd van voorlopige voorzieningen, EB 2013, 14 en H.A. Gerritse,
Praktijkgids Familie- en jeugdrecht, Maklu 2012, pag. 63).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over verzoeken van de man in het kader van een echtscheidingsprocedure. De man had een verzoek ingediend tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een gezagsbeschikking die op 13 januari 2016 door de rechtbank Noord-Holland was gegeven, waarin het gezamenlijk gezag over de kinderen was beëindigd en het eenhoofdig gezag aan de vrouw was toegekend. De man stelde dat de rechtbank de goede procesorde had geschonden door zonder nadere zitting te beslissen en dat de vrouw de belangen van de kinderen schaadde door niet mee te werken aan herstel van contact. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een evidente feitelijke of juridische misslag in de beslissing van de rechtbank en dat de man niet-ontvankelijk was in zijn verzoek om voorlopige voorzieningen op basis van artikel 223 Rv, omdat de echtscheidingsprocedure een eigen regime van voorlopige voorzieningen kent. Het hof benadrukte dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat het herstel van contact tussen de man en de kinderen thans niet aan de orde is, gezien de onveilige situatie waarin de kinderen zich bevonden. De verzoeken van de man werden afgewezen en de kosten van de procedure werden gecompenseerd.