ECLI:NL:GHAMS:2016:1609

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
28 april 2016
Zaaknummer
200.187.702/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderzoek en onmiddellijke voorzieningen in het kader van enquêterecht met betrekking tot Beheersmaatschappij De Hoof Someren B.V.

In deze zaak hebben verzoekers [A] en [B] op 18 maart 2016 een verzoekschrift ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Zij vroegen om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Beheersmaatschappij De Hoof Someren B.V. over de periode vanaf 2010, alsook om onmiddellijke voorzieningen te treffen. Dit verzoek volgde op een aankomende algemene vergadering van aandeelhouders op 23 maart 2016, waar belangrijke besluiten genomen zouden worden die de rechtspositie van verzoekers zouden kunnen schaden. De verzoekers vorderden onder andere de schorsing van [D] als bestuurder en het verbieden van bepaalde besluiten die onomkeerbare gevolgen voor hen zouden hebben.

De Ondernemingskamer heeft de zaak behandeld op 14 april 2016, waarbij de advocaten van beide partijen hun standpunten toelichtten. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de verzoekers onvoldoende betrokken waren bij de besluitvorming en dat er twijfels bestonden over de juistheid van het beleid van de vennootschap. Echter, na het verlenen van informatie aan de verzoekers en het opheffen van hun informatieachterstand, oordeelde de Ondernemingskamer dat er geen gegronde redenen meer waren om aan een juist beleid te twijfelen.

De Ondernemingskamer heeft uiteindelijk het verzoek van [A] en [B] afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van het geding. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en drie raadsheren, en werd uitgesproken op 21 april 2016.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.187.702/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 21 april 2016
inzake

1.[A] ,

wonende te [....] ,
2. [B] ,
wonende te [....] ,
VERZOEKERS,
advocaat:
mr. L.J.M.G. Kunzeler, kantoorhoudende te Venlo,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEERSMAATSCHAPPIJ DE HOOF SOMEREN B.V.,
gevestigd te Someren,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. P.J.M van den Heuvel, kantoorhoudende te Eindhoven,
e n t e g e n

1.[C] ,

2. [D] ,
beiden wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. P.J.M van den Heuvel,kantoorhoudende te Eindhoven.
1.
Het verloop van het geding
In het vervolg zullen partijen, belanghebbenden en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekers met [A] en [B] ;
  • verweerster met Beheersmaatschappij De Hoof Someren of de vennootschap;
  • belanghebbende 1 met [C] ;
  • belanghebbende 2 met [D] ;
  • verweerster en belanghebbenden gezamenlijk met Beheersmaatschappij De Hoof Someren c.s.;
  • De Hoof Someren Beheer B.V. met De Hoof Someren Beheer;
  • De Hoof Groepsaccommodaties B.V. met De Hoof Groepsaccommodaties;
  • stichting Stichting Toekomst De Hoof met Stichting Toekomst De Hoof.
1.1
[A] en [B] hebben bij op 18 maart 2016 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Beheersmaatschappij De Hoof Someren over de periode vanaf 2010. Daarbij hebben zij tevens verzocht bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
  • te verbieden dat op de algemene vergadering van aandeelhouders van 23 maart 2016 (i) een besluit wordt genomen tot verkoop en levering van de certificaten van aandelen in De Hoof Someren Beheer dan wel (ii) anderszins een besluit wordt genomen met onomkeerbare gevolgen voor de rechtspositie van [A] en [B] , althans
  • te verbieden dat een genomen aandeelhoudersbesluit tot verkoop en levering van de certificaten van aandelen in De Hoof Someren Beheer zal worden uitgevoerd;
  • [D] te schorsen als bestuurder van Beheersmaatschappij De Hoof Someren en een derde persoon te benoemen tot bestuurder van deze vennootschap, dan wel – mocht de Ondernemingskamer niet tot schorsing van [D] overgaan – naar de Ondernemingskamer verstaat, een tweede persoon te benoemen tot bestuurder met beslissende stem van Beheersmaatschappij De Hoof Someren, dan wel de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [D] zodanig te beperken dat deze de rechtspositie van [A] en [B] niet kan raken;
  • het stemrecht van [D] op de aandelen in het kapitaal van Beheersmaatschappij De Hoof Someren te schorsen;
  • dan wel een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht,
alsmede om Beheersmaatschappij De Hoof Someren te veroordelen in de kosten van het geding.
1.2
De behandeling van de zaak is op verzoek van verzoekers aangehouden voor overleg tussen partijen. Bij emailbericht van 6 april 2016, met producties, hebben verzoekers de Ondernemingskamer gevraagd om alsnog met spoed een mondelinge behandeling te bepalen.
1.3
Bij email van 8 april 2016 hebben [A] en [B] hun verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen in die zin gewijzigd dat zij de Ondernemingskamer verzoeken:
  • te verbieden dat op de buitengewone vergadering van aandeelhouders van Beheersmaatschappij De Hoof Someren van 22 april 2016 (i) een besluit wordt genomen tot goedkeuring van de bepaling dat het vergaderrecht en/of stemrecht toekomt aan [D] als vruchtgebruiker van de aandelen in het kapitaal van Beheersmaatschappij De Hoof Someren (ii) een besluit wordt genomen tot - zakelijk weergegeven - bevestiging van de aandeelhoudersbesluiten van 5 april 2013 tot oprichting van de stichting Stichting Toekomst De Hoof en tot vervreemding van de aandelen die Beheersmaatschappij De Hoof Someren houdt in De Hoof Someren Beheer aan deze stichting, (iii) een besluit wordt genomen tot - zakelijk weergegeven - bevestiging van het aandeelhoudersbesluit van 19 mei 2015 tot het verlenen van een optierecht tot verkoop aan [C] van de certificaten van aandelen die Beheersmaatschappij De Hoof Someren houdt in De Hoof Someren Beheer, dan wel (iv) anderszins een besluit wordt genomen met onomkeerbare gevolgen voor de rechtspositie van [A] en [B] ;
  • te verbieden dat een genomen aandeelhoudersbesluit tot verkoop en levering van de certificaten van aandelen in De Hoof Someren Beheer zal worden uitgevoerd;
  • [D] te schorsen als bestuurder van Beheersmaatschappij De Hoof Someren en een derde persoon te benoemen tot bestuurder van deze vennootschap;
  • het stemrecht van [D] op de aandelen in het kapitaal van Beheersmaatschappij De Hoof Someren te schorsen; dan wel
  • een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht.
1.4
Beheersmaatschappij De Hoof Someren en [C] hebben bij op 11 april 2016 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht [A] en [B] niet ontvankelijk te verklaren in hun verzoek, dan wel het verzoek af te wijzen en hen te veroordelen in de kosten van het geding.
1.5
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 14 april 2016. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde - aantekeningen en onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. [A] en [B] hebben hun in het verzoekschrift ingenomen standpunt dat [D] gezien zijn leeftijd en gezondheidstoestand niet of nauwelijks zelfstandig beslissingen kan nemen in de kwestie die partijen verdeeld houdt, laten varen.

2.De feiten

De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1
Beheersmaatschappij De Hoof Someren is opgericht op 27 maart 1992. Zij houdt alle aandelen in het kapitaal van De Hoof Someren Beheer, die op haar beurt alle aandelen houdt in het kapitaal van De Hoof Groepsaccommodaties. [D] is bestuurder van deze drie vennootschappen, waarin een onderneming wordt gedreven die zich bezig houdt met verhuur van groepsaccommodaties. De onderneming is in 1981 opgezet door [D] , samen met zijn vrouw, [E] – de moeder van [A] , [B] en [C] – met wie hij in gemeenschap van goederen was gehuwd. Zij hielden samen alle aandelen in het kapitaal van Beheersmaatschappij De Hoof Someren.
2.2
[E] is op 24 mei 2006 overleden. In haar testament is onder meer een vruchtgebruik-legaat opgenomen ten behoeve van [D] met de bepaling dat de vruchtgebruiker de bevoegdheid heeft de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen te vervreemden zonder toestemming of medewerking van de hoofdgerechtigden. Ten aanzien van de aandelen die tot het vruchtgebruik-vermogen behoren bevat het testament de bepaling dat de vergader- en/of stemrechten en dividenden toekomen aan de vruchtgebruiker. Onder de last van het legaat zijn tot enige erfgenamen benoemd haar echtgenoot voor 5/100 gedeelte en haar kinderen, tezamen en voor gelijke delen voor het resterende gedeelte.
2.3
[C] en zijn echtgenote werken sinds – in ieder geval – 2006 in de onderneming. [C] is volledig gevolmachtigd directeur van De Hoof Someren Beheer en van De Hoof Groepsaccommodaties, de beide werkmaatschappijen. [A] en [B] wonen en werken elders.
2.4
Bij akte van 20 mei 2008 is onder andere het vruchtgebruik-legaat met betrekking tot de in de nalatenschap behorende aandelen in het kapitaal van Beheersmaatschappij De Hoof Someren aan [D] afgegeven en is het vruchtgebruik van de aandelen geleverd aan [D] . De fiscale waarde van de aandelen bedroeg op dat moment blijkens deze akte € 758.051.
2.5
Artikel 6 lid 8 van de statuten van Beheersmaatschappij De Hoof Someren bevat de volgende bepaling: “
Op aandelen kan vruchtgebruik worden gevestigd. Indien bij vestiging van het vruchtgebruik is bepaald dat het stemrecht toekomt aan de vruchtgebruiker, komt hem dit recht slechts toe indien (…) deze bepaling (…) is goedgekeurd door de Algemene vergadering van Aandeelhouders.” Artikel 7 bevat de volgende bepaling: “
In geval een of meer aandelen tot een gemeenschap behoren kunnen de deelgenoten zich slechts door een door hen aan te wijzen persoon tegenover de vennootschap doen vertegenwoordigen.”
2.6
In 2012 heeft Beheersmaatschappij De Hoof Someren de belastingdienst verzocht tot afstemming te komen over de vaststelling van de waarde van de onroerende zaken van De Hoof Someren Beheer in verband met het voornemen van [D] om de onderneming over te dragen aan [C] . De belastingdienst heeft vervolgens bepaald dat de waarde van de onderneming objectief diende te worden vastgesteld door middel van een gemeenschappelijke taxatie.
2.7
De algemene vergadering van aandeelhouders van Beheersmaatschappij De Hoof Someren heeft op 5 april 2013 het besluit goedgekeurd tot vervreemding van de aandelen die die vennootschap houdt in het kapitaal van De Hoof Someren Beheer aan een nog op te richten stichting Stichting Toekomst De Hoof, tegen levering van certificaten van aandelen in het kapitaal van De Hoof Someren Beheer. [D] was tijdens deze vergadering - als enige - aanwezig in zijn hoedanigheid van bestuurder van de vennootschap, aandeelhouder van de vennootschap en als vruchtgebruiker van de overige aandelen.
2.8
Op 10 april 2013 heeft de notaris aktes verleden waarbij Stichting Toekomst De Hoof is opgericht en de aandelen die Beheersmaatschappij De Hoof Someren houdt in De Hoof Someren Beheer zijn gecertificeerd.
2.9
Op 7 juli 2014 heeft [C] aan de belastingdienst verzocht een gezamenlijke taxatie te verrichten van de onroerende zaken die toebehoren aan De Hoof Someren Beheer met het oog op de overdracht van de onderneming aan [C] .
2.1
Op 19 september 2014 heeft de belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten met De Hoof Someren Beheer tot gezamenlijke vaststelling - waarbij elk der partijen een taxateur aanwijst - van de waarde van de onroerende zaken van laatstgenoemde in het economisch verkeer, met als peildatum 1 juli 2014.
2.11
Op 24 november 2014 is het gezamenlijk taxatierapport uitgebracht. De marktwaarde van de onroerende zaken (waaronder in beginsel wordt verstaan alle rechten en belangen in grond met en zonder gebouwen, installatie en apparatuur en slijtende activa en immateriële activa) van De Hoof Someren Beheer per 1 juli 2014 is vastgesteld op € 2.125.000.
2.12
Bij brief van 19 februari 2015 heeft de belastingdienst, in reactie op een verzoek namens De Hoof Someren Beheer, voorgesteld de waarde van de aandelen in De Hoof Someren Beheer per 1 juli 2013 vast te stellen op € 311.000.
2.13
Bij brief van 26 maart 2015 heeft de belastingdienst in reactie op een tegenvoorstel van De Hoof Someren Beheer, de waarde van de aandelen in De Hoof Someren Beheer per 1 juli 2014 definitief vastgesteld op € 246.400.
2.14
Bij brief van 13 april 2015 is namens De Hoof Someren Beheer een concept optieovereenkomst aan de belastingdienst gestuurd waarin (na rectificatie) Beheersmaatschappij De Hoof Someren een onvoorwaardelijke koopoptie verleent aan [C] op alle certificaten van aandelen in De Hoof Someren Beheer voor een uitoefenprijs van € 246.400, welke prijs met een indexering zal worden verhoogd in verband met de tijd die verstrijkt tussen de peildatum en het tijdstip waarop de optie wordt uitgeoefend.
2.15
Bij brief van 23 april 2015 heeft de belastingdienst aan De Hoof Someren Beheer laten weten akkoord te gaan met de in de (aangepaste) optieovereenkomst genoemde uitoefenprijs van € 246.400 en met de overige uitgangspunten in die overeenkomst. In de brief staat dat als gehandeld wordt conform het gestelde in de overeenkomst, dit niet zal leiden tot onzakelijk handelen en dat er geen sprake zal zijn van een uitdeling aan aandeelhouders.
2.16
Op 19 mei 2015 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van Beheermaatschappij De Hoof Someren het besluit genomen tot goedkeuring van het verlenen aan [C] van een optie tot koop op de certificaten van aandelen die de vennootschap houdt in De Hoof Someren Beheer. [D] was tijdens deze vergadering - als enige - aanwezig in zijn hoedanigheid van bestuurder van de vennootschap, aandeelhouder van de vennootschap en als vruchtgebruiker van de overige aandelen.
2.17
Op 2 maart 2016 heeft [C] de koopoptie met betrekking tot de certificaten uitgeoefend voor een prijs van € 249.145,14.
2.18
Bij brief van 3 maart 2016 zijn [A] en [B] opgeroepen voor een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders op 23 maart 2016, met onder andere als agendapunt een voorstel tot verkoop van certificaten van aandelen in De Hoof Someren Beheer.
2.19
Bij brief van 15 maart 2016 hebben [B] en [A] hun bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken van Beheersmaatschappij De Hoof Someren kenbaar gemaakt. Zij hebben in die brief het besluit tot certificering van de aandelen, voor zover vereist en rechtens mogelijk, vernietigd.
2.2
Bij brief van 1 april 2016 zijn [A] en [B] uitgenodigd, als vergadergerechtigden vanwege hun hoedanigheid van bloot eigenaren in een onverdeeldheid van aandelen in Beheersmaatschappij De Hoof Someren voor een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van Beheersmaatschappij De Hoof Someren op 22 april 2016. Op de agenda van die vergadering staat onder andere (i) de goedkeuring van de bepaling in het testament en in de akte afgifte legaat dat het stemrecht op de aandelen in Beheersmaatschappij De Hoof Someren toekomt aan [D] , (ii) het verschaffen van informatie omtrent beleid en de gang van zaken binnen de vennootschap in de periode vanaf 2005, (iii) bevestiging van de besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van 5 april 2013 en 19 mei 2015, en (iv) de wens van [A] en [B] om een bod uit te brengen op de certificaten van aandelen in De Hoof Someren Beheer.
2.21
Ultimo 2016 loopt de 10-jarige aflossingsvrije lening van € 1.750.000 die ABNAMRO aan Beheersmaatschappij De Hoof Someren heeft verstrekt af. De bank is met [C] in gesprek over een herfinanciering.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] en [B] hebben aan hun stelling dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Beheersmaatschappij De Hoof Someren en dat gelet op de toestand van de vennootschap onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen ten grondslag gelegd dat (i) zij niet betrokken zijn geweest bij de certificering van de aandelen en de voorgenomen verkoop van de certificaten van aandelen aan [C] en dat door deze verkoop hun rechten alsmede het belang van de vennootschap op ernstige wijze worden geschaad, (ii) zij nooit gebruik hebben kunnen maken van hun vergaderrechten en dat zij niet van informatie zijn voorzien over het reilen en zeilen van de onderneming en (iii) dat er geen transparant, objectief en onafhankelijk proces is geweest om te komen tot de voorgenomen verkoop van de certificaten en dat het er op lijkt dat de onderneming ver onder de marktconforme waarde wordt verkocht. In dat verband hebben zij gesteld dat [D] de belangen van [C] boven die van [B] en [A] heeft gesteld en dat er sprake is van een evident tegenstrijdig belang. Zij menen dat de optieovereenkomst met [C] op onzakelijke voorwaarden is gesloten.
Daarnaast hebben zij gesteld dat [D] niet alle stemrechten heeft in de algemene vergadering van aandeelhouders van Beheersmaatschappij De Hoof Someren omdat een besluit daartoe op grond van artikel 6 lid 8 van de statuten ontbreekt, hetgeen meebrengt dat besluiten ten aanzien van certificering en ten aanzien van de optieovereenkomst nietig zijn en [A] en [B] stemgerechtigd zijn.
3.2
Beheersmaatschappij De Hoof Someren c.s. hebben zich in hun verweer primair op het standpunt gesteld dat verzoekers niet ontvankelijk zijn in hun verzoek. De Ondernemingskamer wijst dit verweer af. Aan [D] komen alle winstrechten op de aandelen in Beheersmaatschappij De Hoof Someren toe, enerzijds omdat hij gerechtigd is op de helft van de aandelen uit de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en anderzijds omdat hij ten gevolge van het testament van zijn overleden echtgenote gerechtigd is tot 5/100 gedeelte van de aandelen en hij het recht van vruchtgebruik heeft van de overige aandelen die deel uitmaken van een onverdeelde gemeenschap van bloot eigendom. Dit neemt echter niet weg dat [A] en [B] als blooteigenaren in die onverdeelde gemeenschap een voldoende economisch belang hebben in Beheersmaatschappij De Hoof Someren om hen bevoegd te achten een enquêteverzoek in te dienen. Artikel 7 van de statuten van Beheersmaatschappij De Hoof Someren (zie hierboven onder 2.4) doet daaraan niet af. De bepaling in dit artikel dat “
de deelgenoten zich slechts door een door hen aan te wijzen persoon tegenover de vennootschap (kunnen) doen vertegenwoordigen” kan niet zo worden uitgelegd dat deze in de weg zou staan aan die enquêtebevoegdheid voor het geval de gerechtigden in de onverdeelde gemeenschap van bloot eigendom van de aandelen (waaronder ook [C] ), op dit punt niet tot overeenstemming zouden kunnen komen. Overige door Beheersmaatschappij De Hoof Someren c.s. aangevoerde argumenten kunnen evenmin leiden tot niet ontvankelijkheid van verzoekers in hun verzoek. De stelling dat verzoekers zich niet proactief hebben opgesteld kan slechts worden betrokken bij een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Datzelfde geldt voor de beoordeling van hun belang bij de inhoud van de besluitvorming ten aanzien van certificering en de optieovereenkomsten. De stelling dat de bezwarenbrief van 15 maart 2016 te laat is uitgebracht in het licht van het verzoekschrift van 18 maart 2016, wordt eveneens door de Ondernemingskamer verworpen. Die tijd is objectief gezien kort, maar is gezien de oproep voor de algemene vergadering van aandeelhouders van 23 maart 2016 (zie hierboven onder 2.18) te billijken, zodat aan het voorschrift van artikel 2:349 BW is voldaan.
3.3
Ook overigens hebben Beheersmaatschappij De Hoof Someren c.s. verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hierna dit verweer voor zover nodig beoordelen.
3.4
De Ondernemingskamer stelt voorop dat aan [D] als vruchtgebruiker van de aandelen het recht toekomt om de aandelen te vervreemden zonder toestemming of medewerking van [B] en [A] als blooteigenaren. Hij is als enige gerechtigd tot dividend en aan hem komen voorts vergaderrechten en - zie hierna onder 3.9 - alle stemrechten toe. Aan [B] en [A] , komen voor zover relevant, vergaderrechten toe en het recht om tijdens algemene vergaderingen van aandeelhouders het woord te voeren. Daarnaast hebben zij een agenderingsrecht, recht op een afschrift van de jaarrekening en eenzelfde recht op informatie als een volledig aandeelhouder zou hebben. Beheersmaatschappij De Hoof Someren c.s. hebben volmondig erkend dat [A] en [B] een informatieachterstand hadden en eveneens dat zij hadden moeten worden uitgenodigd voor de vergaderingen van aandeelhouders van 5 april 2013 en 19 mei 2015. De Ondernemingskamer is van oordeel dat het aanvankelijk gebrek aan informatie (waaronder jaarrekeningen van de vennootschap over afgelopen jaren, de optieovereenkomst, het taxatierapport van 24 november 2014 en de correspondentie met de belastingdienst) in combinatie met het negeren van de aan [A] en [B] toekomende vergaderrechten, op zich zelf beschouwd een gegronde reden zou kunnen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de vennootschap. Inmiddels is die informatieachterstand echter opgeheven - de Ondernemingskamer gaat er vanuit dat [A] en [B] over alle relevante informatie beschikken waarop zij als volledig aandeelhouder recht zouden hebben gehad - en is de vennootschap overgegaan tot het redresseren van de vergaderrechten. [A] en [B] zijn voor de komende vergadering opgeroepen en het door hen aangevoerde punt, te weten hun wens om een bod uit te kunnen brengen op de certificaten, is op de agenda geplaatst. Er bestaat in dit geval, mede gelet op het feit dat zij zelf niet eerder om het bijeenroepen van een algemene vergadering hebben verzocht, thans onvoldoende aanleiding om ten aanzien van de bovengenoemde rechten die [A] en [B] als blooteigenaren van de aandelen geldend kunnen maken, tot het oordeel te komen dat er ook thans nog gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en juiste gang van zaken van de vennootschap.
3.5
De Ondernemingskamer overweegt dat het binnen de familie [F] - en dus ook voor [A] en [B] - al geruime tijd duidelijk moet zijn geweest dat [D] de onderneming wil overdragen aan [C] . Op grond van de aan hem toekomende rechten, zoals hierboven onder 3.4 weergegeven, is hij daartoe bevoegd. Anders dan [A] en [B] menen, is er geen rechtsregel die [D] verplicht om met [B] en [A] als blooteigenaren van de aandelen in overleg te gaan over de certificering van de aandelen in De Hoof Someren Beheer, de inhoud van de optieovereenkomst of de taxatie van de waarde van de certificaten van de aandelen. Evenmin hoeft hij daarover hun instemming te vragen of hen daar anderszins bij te betrekken. Wel dienen zij daarover in de algemene vergadering van aandeelhouders te worden geïnformeerd en mogen zij daarover het woord voeren, zoals thans voor de komende vergadering van 22 april 2016 wordt voorgesteld.
3.6
De Ondernemingskamer overweegt voorts dat er tussen [D] en [C] jegens [A] en [B] wantrouwen bestaat over de bedoelingen die laatstgenoemden hebben met de onderneming van De Hoof Someren Beheer en De Hoof Groepsaccommodaties. [D] en [C] wensen dat de onderneming in groepsaccommodaties, zoals die door [D] en zijn overleden echtgenote is opgezet, wordt voortgezet. Zij vrezen dat [A] en [B] erop gericht zijn om - ingegeven door eigen belang als [D] komt te overlijden - de onderneming in haar doelstelling geheel of gedeeltelijk te wijzigen naar de mogelijk meer lucratieve huisvesting (hotel of camping) van arbeidsmigranten en dat zij geen begrip hebben voor de positie van [C] die de onderneming moet herfinancieren als de 10-jarige aflossingsvrije lening van € 1.750.000 die ABNAMRO heeft verstrekt ultimo 2016 afloopt. [A] en [B] hebben op hun beurt wantrouwen jegens [D] en [C] . Zij menen dat [D] [C] bevoordeelt en dat zij bij gebreke aan een transparant proces niet de kans krijgen om een bijdrage te leveren aan de financiering van het bedrijf en om handen en voeten te geven aan hun ideeën over de bedrijfsvoering. Wat er van dit alles ook zij: [D] kan de besluiten nemen die hij met het oog op de door hem voorgestane continuïteit van de onderneming geraden acht. Daartoe behoort het overdragen van de certificaten van de aandelen aan [C] en het aangaan van de optieovereenkomst, tenzij de besluitvorming op dit punt gegronde redenen oplevert om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de vennootschap te twijfelen. Daarover oordeelt de Ondernemingskamer als volgt.
3.7
[A] en [B] hebben gesteld dat de prijs waarvoor [C] de optieovereenkomst kan uitoefenen niet marktconform en derhalve onzakelijk is, waardoor hun belangen en die van de vennootschap worden geschaad. De Ondernemingskamer volgt hen hierin niet. Bij de beoordeling van de vraag of er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de vennootschap te twijfelen gaat de Ondernemingskamer ervan uit dat dat voor [D] en [C] de continuïteit van de onderneming voorop staat en dat in zoverre de belangen van de onderneming en van [C] als beoogd opvolger in die onderneming parallel lopen. Van een ongeoorloofde belangenverstrengeling is de Ondernemingskamer niet gebleken. Voorts neemt de Ondernemingskamer in aanmerking, zoals hierboven reeds is overwogen, dat [A] en [B] op afstand staan van de onderneming, gelet op hun positie als bloot eigenaar. Blijkens de hierboven onder 2.9 tot en met 2.14 weergegeven feiten hebben Beheersmaatschappij De Hoof Someren en De Hoof Someren Beheer ( [D] en [C] ) de belastingdienst betrokken bij het maken van een taxatie van de onroerende zaken van de onderneming en het vaststellen van de prijs van de certificaten van aandelen. De belastingdienst heeft een eigen taxateur aangewezen en na enige correspondentie en uitwisseling van gegevens heeft de belastingdienst de waarde van de certificaten vastgesteld, zich akkoord verklaard met alle bedingen uit de optieovereenkomst en verklaard dat er geen sprake is van onzakelijk handelen als de optieovereenkomst wordt uitgevoerd. Deze wijze van handelen getuigt van zorgvuldigheid, ook jegens [A] en [B] als bloot eigenaren van de aandelen. Dat er op die taxatie een en ander aan te merken valt - zoals ter terechtzitting naar voren is gekomen in het kader van een onderzoek naar de mogelijkheden om tussen de familieleden een schikking te beproeven - maakt nog niet dat die taxatie niet tot uitgangspunt zou kunnen dienen voor de beoogde overdracht van de certificaten aan [C] . De door [A] en [B] in dat verband aangevoerde bezwaren tegen die taxaties zijn niet van zodanige onderbouwing voorzien dat geoordeeld zou moeten worden dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de vennootschap te twijfelen. De Ondernemingskamer merkt in dat verband nog op dat het door hen geuite verwijt dat in de taxatie geen rekening is gehouden met het bestemmingsplan De Hoof geen hout snijdt, nu in het taxatierapport met zoveel woorden aan dit bestemmingsplan wordt gerefereerd.
3.8
De conclusie luidt dat de voorliggende besluitvorming ten aanzien van het bevestigen van de besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van 5 april 2013 en 19 mei 2015 geen gegronde redenen oplevert om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de vennootschap te twijfelen.
3.9
Tot slot overweegt de Ondernemingskamer dat aan [D] op grond van de ontbonden huwelijksgemeenschap, het testament en de afgifte van het legaat alle stemrechten in de algemene vergadering van aandeelhouders van Beheersmaatschappij De Hoof Someren toekomen. De Ondernemingskamer wijst in dit verband op artikel 2:197 lid 3, eerste zin BW waarin wordt bepaald dat aan de vruchtgebruiker het stemrecht toekomt, indien dit bij de vesting van het vruchtgebruik is bepaald en de vruchtgebruiker een persoon is aan wie de aandelen vrijelijk kunnen worden overgedragen. Dat laatste is hier blijkens artikel 10 lid 2 onder b van de statuten het geval. Voor [D] geldt niet de blokkeringsregeling van artikel 9 van de statuten die voor een derde persoon wél geldt. In dat laatste geval is, gelet op artikel 2:197 lid 3 tweede zin BW juncto artikel 7 lid 8 van de statuten goedkeuring nodig van de algemene vergadering van aandeelhouders van de bepaling waarin aan de vruchtgebruiker het stemrecht is toegekend.
3.1
Het verzoek wordt afgewezen.
3.11
De Ondernemingskamer zal [A] en [B] als de in het ongelijk gestelde partijen, veroordelen in de kosten van het geding.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van af;
veroordeelt [A] en [B] in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van Beheersmaatschappij De Hoof Someren B.V. begroot op € 3.400.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Wolfs, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en G.A. Cremers, en mr. drs. B.M. Prins RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 21 april 2016.