Uitspraak
mr. K.E. de Vries, kantoorhoudende te Leeuwarden,
mr. J.E. van Rossem, kantoorhoudende te Amsterdam,
1.[B] ,
mr. J.E. van Rossem, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
BESTUUR
(…). Na het defungeren van de eerste bestuurder, zal als tweede bestuurder optreden de heer[E]
(…).
.
(…) [B][ [B] , toev. Ondernemingskamer]
belde mij om aan te geven dat hij voornemens was zijn 40% (certificaten van) aandelen in Van Huis Uit Holding B.V. te verkopen. (…) [B] gaf aan dat hij 1.2 Mio euro voor zijn 40% zou krijgen in 2 termijnen. [F][ [F] , toev. Ondernemingskamer]
gaf overigens aan dat over 1.0 Mio gesproken is. (…) Er is nog niet uit en te na gesproken over wat [B] mag doen voor werk nadat hij weg is bij Van Huis Uit ivm een concurrentiebeding, maar zowel [F] als [B] gaven een aantal zaken aan (…) Aan beiden heb ik aangegeven dat men moet streven naar een oplossing waarbij [B] nog wel enig inkomen kan verdienen in het vak waarvoor hij opgeleid is/ervaring heeft. Beiden gaven aan dat dat nog met elkaar gefinetuned moet worden, wat een hele klus kan zijn. (…) Ik heb aan [B] en [F] aangegeven dat het verstandig is als [B] zich inzake de voorgenomen verkoopwaarde laat adviseren, aangezien ik de onafhankelijke accountant van de BV ben en ik niet meerdere belangen kan dienen. (…)”
(…) Cliënten menen dat er sprake is van gegronde redenen om aan een juist beleid of juiste gang van zaken binnen Van Huis Uit Holding te twijfelen. Hieraan ligt onder meer ten grondslag dat
(…) Jij weet net zo goed als ik dat jij met [C][ [C] , toevoeging Ondernemingskamer]
bij mij op kantoor bent geweest. Je had haar certificaten toegezegd en we waren al langere tijd bezig om dat te finaliseren. Op dat moment had jij al enige tijd een relatie met [C] . Omdat jij meer de creatieve kracht bent in het bedrijf en zij de zakelijke kant regelde wilden jullie dat zij medebestuurder werd in de stichting. Mede omdat de overdracht van certificaten aan [C] was uitgesteld. Ik heb je er toen heel uitdrukkelijk op gewezen dat hier voor jou een risico in zat. Je kon vanaf dat moment niet meer zonder [C] beslissen en zij ook niet zonder jou. Ik heb zelfs nog gewezen op het gevaar van een relatiebreuk. Desondanks wilde jij dat ik haar als medebestuurder zou inschrijven. We hebben zelfs de statuten er samen op nageslagen en de mogelijkheid van een ABC bestuur besproken maar jullie wilden op dat moment geen derde bestuurder erbij. Omdat de statuten op dit punt niet heel duidelijk zijn heb ik destijds voorgesteld om de statuten te wijzigen (…). Dit vond jij zonde van de kosten. Op het moment dat jullie bij mij waren was jij enig bestuurder. Noch in de wet noch in de statuten staat opgenomen dat jij niet een tweede bestuurder naast jou kon benoemen zodat de benoeming naar mijn mening gewoon rechtsgeldig is. (…)”
(…) Als enig bestuurder heeft [B] in mijn aanwezigheid het mondelinge besluit tot jouw benoeming genomen en jij hebt ter plekke het formulier voor de Kamer van Koophandel getekend. (…)”
3.De gronden van de beslissing
- Er is sprake van een onherstelbare breuk in het wederzijds vertrouwen tussen de bestuurder(s)/certificaathouders [B] enerzijds en [C] en [F] anderzijds door onbetrouwbaar gedrag van [B] . Dit heeft geresulteerd in een impasse, zowel binnen het managementteam, als tussen de certificaathouders en in het bestuur van STAK. De verstoorde verhoudingen leiden ook tot onrust onder het personeel van VHU, resulterend in opzeggingen van arbeidscontracten door werknemers en dus tot schade voor VHU Holding.
- [B] heeft begin oktober 2015 heimelijk een bedrag van € 150.000 aan VHU Holding onttrokken en daarbij zijn privébelang boven het belang van VHU Holding gesteld. Noch STAK, noch TheBrandsense c.s. hebben goedkeurig verleend aan de geldlening onder de daaraan door [B] verbonden voorwaarden. [B] heeft de in 2.18 genoemde overeenkomst van geldlening geantedateerd, kennelijk met de bedoeling de onttrekking van € 150.000 te rechtvaardigen.
- Ten onrechte heeft [B] zich op het standpunt gesteld dat de benoeming van [C] in 2010 als bestuurder van STAK nietig is en haar eind 2015 als zodanig laten uitschrijven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
- [B] heeft ten onrechte de bedrijfsbankpassen in gebruik bij [F] en [C] geblokkeerd en aan hen de toegang tot de financiële administratie ontzegd, met als gevolg dat zij werden belemmerd in hun gewone werkzaamheden.
“er uiteraard voor[zal]
zorgdragen dat de geldlening in een overeenkomst met de BV wordt vastgelegd” en dat hij die overeenkomst pas op de dag van de aandeelhoudersvergadering van 19 november 2015 aan [C] en [F] heeft toegezonden, doen vermoeden dat die overeenkomst is geantedateerd.
omdat de bestuurder duidelijkheid wilde hebben over wie er over de bankpassen van het bedrijf beschikten” acht de Ondernemingskamer ongeloofwaardig. [F] houdt zich bezig met de financiën van VHU Holding en was ten gevolge van de blokkade niet in staat zijn werkzaamheden ongestoord te verrichten en had voorts geen volledige toegang tot de financiële administratie van VHU (Holding). In de week voorafgaand aan de zitting heeft [B] opnieuw de bij [F] in gebruik zijnde bankpas geblokkeerd, zo is ter zitting gebleken. De Ondernemingskamer overweegt dat [B] door aldus te handelen de gewone bedrijfsprocessen binnen de onderneming van VHU Holding zonder goede grond verstoort.