Uitspraak
mr. J.A. Zee, kantoorhoudende te Amsterdam,
1.[B] ,
mr. C.J. Jager, kantoorhoudende te Amsterdam,
2.2. [C] ,
mrs. J.A. Meijeren
K. ter Hart, beiden kantoorhoudende te Den Haag,
3.[D] ,
1.Het verloop van het geding
- verzoeker als [A] ;
- verweersters 1 tot en met 4 ieder afzonderlijk als respectievelijk Leaderland TTM, Leaderland I, Leaderland II en Leaderland III en gezamenlijk als Leaderland c.s. of de (Leaderland)vennootschappen;
- belanghebbende 1 als [B] ;
- belanghebbende 2 als [C] ;
- belanghebbende 3 als [D] ;
- belanghebbenden 1 tot en met 3 gezamenlijk (ook) als [B] c.s.;
- J.C. Jaakke als Jaakke of de bestuurder;
- E. Hammerstein als Hammerstein of de beheerder.
– nu naar zijn mening het werk als bestuurder hem onmogelijk werd gemaakt – ontheven uit zijn functie van bestuurder.
– kort gezegd de betrokkenheid van [A] bij EFKO en de kwestie van de langetermijncontracten –, met bepaling dat geen aanvullende financiering beschikbaar behoeft te worden gesteld voor dit onderzoek.
2.De feiten
intercompany-)doorlevering daarvan aan Russische vennootschappen. [A] is op 15 juli 1998 in dienst getreden als algemeen directeur van Leaderland TTM. Per 24 maart 2006 is hij benoemd tot bestuurder van Leaderland TTM.
: “een gebrek aan vertrouwen”, “het overtreden van financiële discipline”, “het verstrekken van onjuiste gegevens over contracten”, “het liegen over marktprijzen voor grondstoffen”, “het misbruik maken van zijn positie”en
“het gebruik van financiële middelen van het bedrijf en het niet teruggeven daarvan”.
3.De inhoud van het verslag
Bevindingen onderzoekers
zijn afgesloten voor grondstoffen die vanwege een wijziging in het fiscale regime nadelig bleken.
Onderzoekers onthouden zich van een oordeel over de vraag of het nu om “lange” termijn contracten ging, waarvoor een diepgaand onderzoek nodig geweest zou zijn dat bovendien betrekking zou hebben gehad over de periode voorafgaand aan 1 oktober 2012.]
Betrokkenheid van EFKO daarbij of opzet (om Leaderland te schaden) hebben onderzoekers niet kunnen constateren en valt voor onderzoekers ook niet te herleiden uit het feit dat, gelet op de processtukken, er aanwijzingen zijn dat [A] in ieder geval in 2013 in contact is geweest met (mensen van) EFKO.
maakt het niet anders, nog daargelaten dat [A] succesvol hoger beroep tegen de uitspraak heeft aangetekend. Ook de op zichzelf staande en door [A] betwiste verklaring van de heer Lopatin maakt dit niet anders. Feit is bovendien dat de inschrijving van Foods lngredients B.V. i.o. weer is doorgehaald. Het door [B] geëntameerde voorlopig getuigenverhoor kan uiteraard leiden tot een andere conclusie, maar dat zal te zijner tijd dan moeten blijken.
met ook deels dezelfde werknemers die in dienst waren van Leaderland.
Zie ook de verklaring van [B] waarin hij aangeeft dat contracten gedeeltelijk via SC Raw Materials werden uitgevoerd.]
En overigens, Soyuz maakt onderdeel uit van de Leaderland TTM groep. Het ligt in zo’n situatie minst genomen niet voor de hand dat groepsmaatschappijen onderling claims indienen, tenzij dit wellicht om verzekeringstechnische redenen nodig zou zijn. Maar van dit laatste lijkt geen sprake te zijn. Opvallend is ook dat uit de middelen die vrijgekomen zijn bij de verkoop van Soyuz TTM, uitsluitend Peters Inc. betaald lijkt te zijn.
4.De gronden van de beslissing
Tegenover de gemotiveerde betwisting (…) hebben Leaderland c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit rapport daadwerkelijk aan de transactie ten grondslag heeft gelegen. Bovendien kan dit rapport, dat in opdracht van Leaderland TTM ( [D] ) en op basis van door haar aangeleverde gegevens tot stand is gekomen, niet – met het oog op de hiervoor vastgestelde tegenstrijdige belangen – als voldoende onafhankelijk worden aangemerkt. Het rapport geeft daarnaast aan dat de waardebepaling globaal is, waarbij is vermeld dat deze is gebaseerd op minimale financiële en boekhoudkundige gegevens zonder te beschikken over volledige informatie over de onderverdeling van de balans; blijkens het rapport heeft geen inspectie of bezichtiging van de materiële vaste activa plaatsgevonden. Deze beperkingen in het rapport zijn van aanzienlijke betekenis, nu de waardebepaling daarin uitgaat van de boekwaarden in de balans (intrinsieke waarde), met neerwaartse correcties daarop vanwege de aangenomen slechte vooruitzichten en verwachte liquidatie van Soyuz TTM.”
Please explain how the price for Soyuz TTM is determined? Please elaborate on all relevant matters for the price determination in your answer (for a complete answer it is not enough to refer only to the valuation report). You are the director of SC Investment group, so you know how the price came about.” Ook het antwoord op deze vraag heeft [B] ontweken, hij volstond met te verwijzen naar de bestuurders van Leaderland, Soyuz Corporation en Soyuz TTM. Een en ander leidt ertoe dat [B] thans niet in de positie is over onvolledigheid te klagen. De gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na afloop van het onderzoek, met name de wijze waarop [B] het ertoe heeft geleid dat, tegen het belang van de Leaderlandvennootschappen in, het onder 2.22 vermelde cassatieberoep is ingesteld tegen de voor de vennootschappen gunstige beslissing van de Russische appelrechter (waarbij [B] zich in strijd met de door de Ondernemingskamer getroffen onmiddellijke voorzieningen heeft voorgedaan als vertegenwoordiger van Leaderland c.s.), onderstrepen de obstructie die het optreden van [B] kenmerkt.
repayment of creditor indebtness, incl. Loan Agreement from 05.09.20020 according to request”. [D] heeft voorts een op 3 maart 2014 gedateerde schuldbekentenis getekend waarin hij verklaart dat Leaderland nog steeds USD 1 miljoen verschuldigd is aan Peters Inc. Dit is de lening die Peters Inc. nu terugvordert van [A] en Peters Inc. probeert [A] aldus tot dubbele betaling te bewegen, aldus [A] .
Onderzoekers hebben hier geen onderzoek naar gedaan, maar als juist is dat Peters Inc. gelden vordert die [D] als directeur van Leaderland ter aflossing van de leningen van Peters Inc aan Peters Financial Investment Corporation heeft betaald, dan vordert Peters Inc. ofwel twee keer hetzelfde bedrag, ofwel heeft [D] aan de verkeerde partij terugbetaald.” De Ondernemingskamer ziet onvoldoende aanleiding op dit punt thans nog een aanvullend onderzoek te gelasten, gelet op de reeds gebleken andere gronden voor vaststelling van wanbeleid en de onzekerheid over de bekostiging van nader onderzoek naar dit aspect.