ECLI:NL:GHAMS:2016:1585

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
200.084.531/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Rickley International B.V. en opheffing van de getroffen onmiddellijke voorziening

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 25 april 2016 een beschikking gegeven inzake de vennootschap SEA RESOURCE CO. LTD, gevestigd te Majuro, Marshall Eilanden, die als verzoekster optrad tegen de besloten vennootschap RICKLEY INTERNATIONAL B.V., gevestigd te Rotterdam, en de vennootschap INVESTORS HOLDCO SÀRL, gevestigd te Luxemburg, die als belanghebbende werd aangemerkt. De zaak betreft een verzoek tot beëindiging van een eerder bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Rickley International B.V. Dit onderzoek was bevolen in 2011, maar had geruime tijd stilgelegen vanwege onderhandelingen over een minnelijke regeling. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M.W.E. Evers, heeft bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de procedure, maar uiteindelijk hebben zowel de belanghebbende als de benoemde onderzoeker ingestemd met de beëindiging van het onderzoek.

De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er geen belangen zijn die zich verzetten tegen het verzoek van SEA RESOURCE CO. LTD om het onderzoek te beëindigen en de getroffen onmiddellijke voorziening op te heffen. De beschikking van 25 april 2016 beëindigt dan ook het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Rickley International B.V. en heft de onmiddellijke voorziening op, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en drie raadsheren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.084.531/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 25 april 2016
inzake
de vennootschap naar het recht van de Marshall Eilanden
SEA RESOURCE CO. LTD,
gevestigd te Majuro, Marshall Eilanden,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. M.W.E. Evers,kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RICKLEY INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
de vennootschap naar het recht van Luxemburg
INVESTORS HOLDCO SÀRL.,
gevestigd te Luxemburg,
BELANGHEBBENDE,
advocaat voorheen:
mr. Y.A. van Bijsterveld,kantoorhoudende te Amsterdam,
thans:
mr. A.G. de Neve, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen zullen hierna wederom Sea Resource, Rickley en IH genoemd worden.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 15 en 21 juni 2011.
1.3
Bij die beschikkingen heeft de Ondernemingskamer – voor zover hier van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Rickley, mr. L.C.J.M. Spigt (hierna: de onderzoeker) benoemd teneinde voormeld onderzoek te verrichten en – bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding – het stemrecht verbonden aan de aandelen genummerd 121 tot en met 400 in het kapitaal van Rickley geschorst.
1.4
Bij brief van 8 januari 2015 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen bericht dat het gelet op het feit dat het onderzoek (in verband met onderhandelingen over een minnelijke regeling) een aantal jaren heeft stilgelegen en van partijen ook niet nader is vernomen, in rede ligt het onderzoek te beëindigen en de getroffen onmiddellijke voorziening op te heffen.
1.5
Mr. Evers heeft namens Sea Resource bij brieven van 30 januari 2015 en 16 februari 2015 toegelicht bezwaar gemaakt tegen beëindiging van de procedure en verzocht het besluit tot beëindiging in ieder geval voor een periode van zes maanden aan te houden.
1.6
De secretaris van de Ondernemingskamer heeft bij brief van 27 maart 2015 partijen bericht de zaak aan te houden en mr. Evers verzocht in oktober 2015 de Ondernemingskamer te berichten over de stand van zaken.
1.7
Bij brief van 16 oktober 2015 heeft mr. Evers de aanhouding in stand te laten. Bij brief van 22 oktober 2015 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer bericht dat dit verzoek wordt ingewilligd en mr. Evers verzocht in april te berichten over de stand van zaken.
1.8
Bij brief van 14 april 2016 heeft mr. Evers namens Sea Resource de Ondernemingskamer bericht dat het liquidatie- en uitwinningsproces van Amber Land LLC is afgerond en verzocht de enquêteprocedure te beëindigen.
1.9
Mr. De Neve (namens IH) en de onderzoeker hebben desgevraagd te kennen gegeven (respectievelijk bij brief van 20 april 2016 en e-mail van 18 april 2016) in te kunnen stemmen met de verzochte beëindiging.

2.De gronden van de beslissing

Nu verzoekster heeft verzocht het bij de beschikking van 15 juni 2011 bevolen onderzoek en de bij die beschikking getroffen onmiddellijke voorziening op te heffen, de verschenen belanghebbende en de door de Ondernemingskamer benoemde onderzoeker te kennen hebben gegeven in te stemmen met dit verzoek en de Ondernemingskamer voorts niet is gebleken van enig belang dat zich verzet tegen het verzochte, zal de Ondernemingskamer het verzoek inwilligen, een en ander met ingang van heden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beëindigt met ingang van heden het bij haar beschikking van 15 juni 2011 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Rickley International B.V., gevestigd te Rotterdam;
beëindigt met ingang van heden de bij haar beschikking van 15 juni 2011 getroffen onmiddellijke voorziening;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Faber, voorzitter, mr. G.C. Makkink en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, G.A. Cremers en H. de Munnik, raden, in tegenwoordigheid van mr. H.H.J. Zevenhuijzen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 25 april 2016.