ECLI:NL:GHAMS:2016:1584

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
200.181.773/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot enquête tegen meerdere vennootschappen na intrekking door verzoekster

In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 25 april 2016 een beschikking gegeven inzake de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A]. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. P.A. de Lange, had een verzoek ingediend voor het gelasten van een enquête en het treffen van onmiddellijke voorzieningen tegen verschillende verweersters, waaronder meerdere vennootschappen met de naam Flextra, gevestigd in Barendrecht en andere locaties. Tijdens de procedure heeft verzoekster op 5 april 2016 aan de Ondernemingskamer laten weten dat zij haar verzoek tegen verweersters 10 en 11 niet wenst te handhaven. Dit leidde tot de vraag of het verzoek tegen de overige verweersters nog behandeld moest worden.

De Ondernemingskamer heeft in een eerdere beschikking van 30 maart 2016 al ontslag van instantie verleend aan verweersters 1 tot en met 9 op grond van artikel 27, tweede lid van de Faillissementswet. Gezien de intrekking van het verzoek door verzoekster, heeft de Ondernemingskamer geoordeeld dat het verzoek jegens verweersters 10 en 11 niet meer behandeld hoeft te worden. De Ondernemingskamer heeft verzoekster dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek voor zover dat gericht was tegen deze verweersters. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de rechters G.C. Makkink, A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en M.M.M. Tillema aanwezig waren, samen met de raden drs. P.R. Baart en drs. J. van den Belt, en griffier mr. H.H.J. Zevenhuijzen.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.181.773/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 25 april 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. P.A. de Lange, kantoorhoudende te Barendrecht,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLEXTRA FACILITAIR B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLEXTRA TEAMWORK B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLEXTRA TEAMWORK WEST B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLEXTRA TEAMWORK OOST B.V.,
gevestigd te Dodewaard (gemeente Neder-Betuwe),
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLEXTRA PROFESSIONALS B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLEXTRA PROJECTSERVICE B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLEXTRA TEAMWORK ZUID-MIDDEN B.V.,
gevestigd te Tilburg,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLEXTRA BOUWSPECIALISTEN B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLEX PROPERTIES B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
VERWEERSTERS,
advocaat:
mr. J.G.D. Fleers, kantoorhoudende te Utrecht,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUW CONNECT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRAAI VASTGOED ZORG B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
VERWEERSTERS,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARFLEX MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[D],
gevestigd te [....] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[E],
gevestigd te [....] ,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[F],
gevestigd te [....] ,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[G],
BELANGHEBBENDEN,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen partijen wederom als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster met [A] ;
  • verweersters met Flextra c.s.
1.2
Voor het eerdere verloop van de procedure verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikking in deze zaak van 30 maart 2016. In die beschikking heeft de Ondernemingskamer verweersters 1 tot en met 9 ontslag van instantie verleend op grond van artikel 27, tweede lid Faillissementswet. Voorts heeft de Ondernemingskamer [A] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of zij haar verzoek voor zover het strekt het gelasten van een enquête en het treffen van onmiddellijke voorzieningen ten aanzien van verweersters 10 en 11 wenst te handhaven.
1.3
Mr. Lange heeft op 5 april 2016 de Ondernemingskamer bericht dat [A] de procedure tegen verweersters 10 en 11 niet wenst te handhaven.
1.4
Van de overige partijen heeft de Ondernemingskamer niet vernomen.

2.De gronden van de beslissing

2.1
De Ondernemingskamer begrijpt het onder 1.3 genoemde bericht van mr. Lange aldus dat hij namens [A] de Ondernemingskamer het verzoek jegens verweersters 10 en 11 intrekt.
2.2
Nu tegen verweersters 1 tot en met 9 ontslag van instantie is verleend en [A] het enquêteverzoek voor zover dat is gericht tegen verweersters 10 en 11 heeft ingetrokken, behoeft dat verzoek geen behandeling en beslissing meer en zal [A] in dat verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verklaart [A] niet-ontvankelijk in haar verzoek voor zover dat is gericht tegen verweersters 10 en 11.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en drs. P.R. Baart en drs. J. van den Belt, raden, in tegenwoordigheid van mr. H.H.J. Zevenhuijzen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 25 april 2016.