In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2013. De verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek in 1986, was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn ex-partner en het pogen van zware mishandeling van haar nieuwe partner. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de strafoplegging gewijzigd. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 180 uren. De advocaat-generaal had in hoger beroep een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 160 uren geëist. Het hof heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 160 uren, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de mishandeling plaatsvond in het bijzijn van de zoon van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Het hof heeft de gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank voor het overige bevestigd.