ECLI:NL:GHAMS:2016:1576

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2016
Publicatiedatum
25 april 2016
Zaaknummer
23-005146-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake mishandeling met honkbalknuppel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2013. De verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek in 1986, was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn ex-partner en het pogen van zware mishandeling van haar nieuwe partner. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de strafoplegging gewijzigd. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 180 uren. De advocaat-generaal had in hoger beroep een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 160 uren geëist. Het hof heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 160 uren, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de mishandeling plaatsvond in het bijzijn van de zoon van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Het hof heeft de gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank voor het overige bevestigd.

Uitspraak

parketnummer: 23-005146-13
datum uitspraak: 22 april 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-684109-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 februari 2015, 26 januari 2016 en 8 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof:
- acht zal slaan op het getuigenverhoor van [getuige 1] zoals afgelegd bij de raadsheer-commissaris op 30 juli 2015;
- de rechtbankoverwegingen onder 4.4.1 als navolgend zal aanvullen.
Overweging 4.4.1 De verklaring van verdachte versus de verklaringen van andere betrokken personen
Het hof heeft kennisgenomen van de verklaring van de getuige [getuige 1] afgelegd bij de raadsheer-commissaris en acht, evenals de rechtbank, de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
De verdacht heeft bij de rechtbank verklaard dat hij toen hij weg wilde rijden bemerkte dat zijn huidige vrouw niet bij hem in de auto zat, dat hij een klap hoorde en dat hij in reactie daarop uitstapte en de honkbalknuppel uit de achterbak pakte.
Naar aanleiding van de op 30 juli 2015 door de huidige partner van de verdachte [getuige 1] afgelegde getuigenverklaring, waarbij zij de verklaring van de verdachte bevestigt dat zij op het moment van wegrijden door de verdachte niet meer bij hem in de auto zat, overweegt het hof dat de verklaring van de getuige [getuige 1] op dit punt, niet aannemelijk is gezien de verklaringen van objectieve getuigen in het dossier. Zo heeft getuige NN verklaard dat er op het moment dat er een voorwerp naar de BMW van de verdachte werd gegooid er naast de man achter het stuur een vrouw zat en dat nadat de verdachte uit de auto stapte en hij een honkbalknuppel uit de achterbak van de auto pakte, de vrouw ook uitstapte.
Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat ze een man in de BMW heeft zien stappen en zien wegrijden. Toen de BMW stopte, stapte de bestuurder uit. Getuige [getuige 2] zag dat er nog andere mensen in de BMW zaten.
Het hof hecht daarbij tevens waarde aan het gegeven dat de verklaringen van de genoemde getuigen in tegenstelling tot de verklaring van [getuige 1] korte tijd na het voorval zijn afgelegd.

Oplegging van straffen en maatregelen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Een honkbalknuppel is verbeurdverklaard en de vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen en deels niet-ontvankelijk verklaard. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis is daarbij opgeheven.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de honkbalknuppel verbeurd wordt verklaard en dat de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen conform de beslissing van de rechtbank.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-partner en gepoogd haar nieuwe partner zwaar te mishandelen. De verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden. Dit betreffen ernstige feiten die op straat en onder andere voor de ogen van verdachtes eigen zoon hebben plaatsgevonden. Dergelijk handelen versterkt de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 maart 2016 is de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, gelet op het tijdverloop en evenals de advocaat-generaal, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 april 2016.
=========================================================================
[....]