ECLI:NL:GHAMS:2016:1574

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2016
Publicatiedatum
25 april 2016
Zaaknummer
23-003729-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal van een loktelefoon na tegenstrijdige processen-verbaal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Letland en thans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor diefstal van een loktelefoon. Tijdens de zitting op 8 april 2016 heeft de raadsman van de verdachte primair aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastelegging, en subsidiair dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden vanwege het gebruik van een niet geëigend opsporingsmiddel.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep voor zover het betrekking had op feit 2, omdat de raadsman had aangegeven dat het hoger beroep zich daar niet tegen richtte. Wat betreft feit 1, de diefstal van de loktelefoon, heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was. Er waren twee tegenstrijdige processen-verbaal in het dossier, waarbij uit het ene proces-verbaal bleek dat de verdachte niet op de foto stond die door de gestolen loktelefoon was gemaakt, terwijl in het andere proces-verbaal werd verklaard dat de verdachte wel herkend werd op die foto. Bovendien was de telefoon die bij de verdachte was aangetroffen niet de gestolen loktelefoon.

Op basis van deze bevindingen heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 22 april 2016.

Uitspraak

parketnummer: 23-003729-15
datum uitspraak: 22 april 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-702689-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1973,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van feit 2

Nu de raadsman van de verdachte ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat het hoger beroep van de verdachte zich niet tegen het onder 2 ten laste gelegde richt en het hof van oordeel is dat ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek naar dat feit , zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep voor zover het feit 2 betreft.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover nog aan de orde in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 22 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of politie Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De raadsman heeft ter terechtzitting primair aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewijs van het onder feit 1 ten laste gelegde ontbreekt zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu gebruik is gemaakt van een niet geëigend opsporingsmiddel, namelijk een loktelefoon.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is van oordeel dat het primaire verweer van de raadsman slaagt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een loktelefoon.
In het dossier bevinden zich twee tegenstrijdige processen-verbaal over de persoon op foto nummer 2.Uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015189675-22 van 2 september 2015 blijkt immers dat de verdachte niet op één van de twee foto’s staat afgebeeld die afkomstig zijn van de betreffende loktelefoon. Deze foto’s bevinden zich ook in het dossier als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015189675-21. In laatstgenoemd proces-verbaal verklaart verbalisant [verbalisant] dat hij de verdachte herkent op foto 2, zoals gemaakt door de gestolen loktelefoon.
Voorts volgt uit het dossier (proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015189675-18) dat bij de verdachte een telefoon is aangetroffen maar dat die aangetroffen telefoon niet de bedoelde lok-telefoon is.
Nu de belastende bevindingen uit het proces-verbaal nummer PL1300-2015189675-21 worden weersproken door de bevindingen uit het eerstgenoemde proces-verbaal, de telefoon niet bij de verdachte is aangetroffen en ook overigens in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn voor verdachtes betrokkenheid bij de diefstal, dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Gelet op vorenstaande komt het hof niet toe aan de bespreking van het subsidiair gevoerde verweer van de raadsman.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 april 2016.
=========================================================================
[....]