Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven I en II, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling, heeft [appellant] zich gekeerd tegen deze overweging. Hij heeft aangevoerd dat de brief van 14 maart 2008 niet als stuitingshandeling kan worden aangemerkt en dat [geïntimeerde] dat, bij monde van zijn advocaat, bij comparitie van partijen in eerste aanleg heeft erkend, zodat ter zake moet worden gesproken van een gerechtelijke erkentenis. De rechtbank had daarom, aldus [appellant] , het beroep op verjaring moeten honoreren en de vorderingen onder 3.1.a. tot en met 3.1.d. direct moeten afwijzen.
‘de brieven uit 2008 zijn geen stuitingsbrieven, maar verzoeken om opheldering’.De rechtbank heeft, aldus [appellant] , miskend dat op een dergelijke gerechtelijke erkentenis niet kan worden teruggekomen.