ECLI:NL:GHAMS:2016:1497
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering en ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft appellante [X] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de schuldsaneringsregeling van [X] tussentijds werd beëindigd. Het hof heeft op 5 april 2016 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 29 maart 2016 is [X] verschenen, bijgestaan door haar advocaat mr. [Y], en is ook de bewindvoerder [Z] aanwezig geweest. Het hof heeft kennisgenomen van het beroepschrift en de bijlagen, maar constateert dat [X] in haar beroepschrift geen gronden heeft geformuleerd voor het hoger beroep. De advocaat heeft ter zitting erkend dat er geen gronden zijn aangevoerd en heeft geprobeerd om een verzoek tot uitstel als grond voor het hoger beroep te laten gelden. Het hof heeft echter geoordeeld dat het beroepschrift niet voldoet aan de eisen van de wet, die vereisen dat een verzoekschrift in hoger beroep een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden bevat. Het hof heeft geconcludeerd dat [X] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep, omdat zij niet tijdig de benodigde gronden heeft ingediend. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 5 april 2016.