ECLI:NL:GHAMS:2016:1489

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
18 april 2016
Zaaknummer
23-001025-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor winkeldiefstal; bewijs van opzet ontbreekt

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Somalië en thans gedetineerd, was beschuldigd van winkeldiefstal van een fles rosé in een Albert Heijn To Go op Schiphol op 27 november 2014. De tenlastelegging stelde dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening de fles had weggenomen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 1 maart 2016 heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte de fles rosé in de rij voor de kassa had willen afrekenen.

Het hof heeft de camerabeelden van de gebeurtenis bekeken, waaruit bleek dat de verdachte de fles uit de schappen had gehaald en deze in zijn tas had gestopt. Vervolgens stond hij in de rij voor de kassa, maar verliet de winkel zonder te betalen, nadat hij in gesprek was geraakt met een onbekende vrouw. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte de intentie had om de fles te stelen, aangezien hij niet vrijwillig met de fles voorbij de kassa is gelopen. De verdachte had niet de heerschappij over de fles onttrokken aan de Albert Heijn, wat essentieel is voor de bewezenverklaring van diefstal.

Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde winkeldiefstal. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters in tegenwoordigheid van de griffier de uitspraak hebben gedaan.

Uitspraak

parketnummer: 23-001025-15
datum uitspraak: 15 maart 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer
15-820179-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1988,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Zuid West - HvB De Torentijd te Middelburg.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 november 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles rosé, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van de ten laste gelegde winkeldiefstal bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte in de rij voor de kassa stond met de intentie de fles rosé af te rekenen toen hij uit de rij werd gehaald.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat verbalisant [verbalisant] camerabeelden van 27 november 2014 omstreeks 15:55 uur van de Albert Heijn To Go op het [adres] van de luchthaven Schiphol heeft bekeken (proces-verbaal van bevindingen van 28 november 2014 opgemaakt door verbalisant [verbalisant]). Volgens het proces-verbaal is op de camerabeelden te zien dat een onbekend persoon (waarvan men vermoedt dat het de verdachte betreft gelet op het overeenkomstige signalement) de Albert Heijn To Go in loopt, een roodkleurig voorwerp met een wit etiket (het hof begrijpt: een fles rosé) uit de schappen haalt en in zijn tas stopt, vervolgens richting de kassa loopt en achter een man in de rij voor de kassa gaat staan. Dan komt een onbekende vrouw de winkel in gelopen, zij gebaart naar de verdachte, raakt met hem in gesprek, de verdachte trekt zijn jas uit en geeft deze aan de vrouw die vervolgens een voorwerp uit de jaszak haalt. Daarop verlaat zij de winkel. Verbalisant [verbalisant] ziet dan dat de verdachte zijn tas oppakt en met twee medewerkers van de Albert Heijn To Go richting de ingang loopt en de winkel verlaat, zonder het voorwerp te hebben betaald bij de kassa.
Op grond van het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld dat bij de verdachte de intentie tot diefstal van de fles rosé bestond. Immers is de verdachte niet ‘vrijwillig’ met de fles rosé voorbij de kassa gelopen en heeft hij zodoende het artikel niet aan de heerschappij van de Albert Heijn onttrokken door als heer en meester erover te beschikken. Derhalve valt niet te bewijzen dat de verdachte het oogmerk had om zich de fles wederrechtelijk toe te eigenen. Daaraan doet niet af dat de verdachte, in strijd met de in de winkel geldende regels, de fles niet in een winkelmandje droeg maar in zijn eigen tas had gestopt.
Met de verdediging is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. H.W.J. de Groot, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 maart 2016.
=========================================================================
[....]