ECLI:NL:GHAMS:2016:1477

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
18 april 2016
Zaaknummer
23-000651-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië in 1987, was beschuldigd van winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof het wegnemen van diverse boodschappen, waaronder Dreft en vleeswaren, uit een Vomar-supermarkt in Amsterdam op 3 februari 2015. De verdachte had de goederen onder zijn kleding gestopt, wat volgens het hof als een daad van diefstal werd beschouwd. De verdediging voerde aan dat de verdachte de intentie had om de goederen bij de kassa af te rekenen en dat hij niet als heer en meester over de goederen kon beschikken omdat hij in de winkel in de gaten werd gehouden. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de diefstal reeds was voltooid op het moment dat de verdachte de goederen onder zijn kleding had gestopt. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de diefstal en vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. Het hof legde dezelfde straf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor winkeldiefstal.

Uitspraak

parketnummer: 23-000651-15
datum uitspraak: 26 januari 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-701216-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag 2] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 februari 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen diverse boodschappen (Dreft, Ambi Pur, Spare ribs en/of vleeswaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Vomar ([straat]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsoverweging komt.

Gevoerd verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij voert daartoe aan dat de verdachte de intentie had om de goederen bij de kassa af te rekenen. Bovendien kon de verdachte niet als heer en meester over de goederen beschikken, omdat hij in de winkel voortdurend in de gaten werd gehouden.
Daarnaast heeft de raadsman zich ter terechtzitting in hoger beroep afgevraagd of in het onderhavige geval sprake is van een voltooide diefstal, nu onduidelijk is waar in de winkel de verdachte is aangehouden.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Vast staat dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij afwasmiddel en vlees in zijn zak had gestopt. Ook de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben zowel bij de politie als bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij hebben gezien dat de verdachte goederen uit de winkel pakte. De goederen stopte de verdachte in zijn broek, bij zijn buik ter hoogte van zijn kruis.
De verdachte heeft – door de goederen onder zijn kleding te stoppen – deze aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van deze handeling, was het opzet van de verdachte hierop ook gericht. Het is niet aannemelijk geworden dat de verdachte met de bedoeling de door hem gekozen goederen bij de kassa te betalen, deze in zijn kleding en bij zijn kruis heeft gestopt. De diefstal was met de omschreven wegnemingshandelingen reeds in de winkel voltooid.
De omstandigheid dat de verdachte doorlopend in de gaten werd gehouden, betekent niet dat de verdachte niet feitelijk de goederen aan de heerschappij van de rechthebbende kon onttrekken. De verdachte had de goederen immers in zijn kleding en kon daarover op dat moment als heer en meester beschikken, de rechthebbende niet. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 februari 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse boodschappen (Dreft, Ambi Pur, spare ribs en vleeswaren) toebehorende aan Vomar ([straat]).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en daarmee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betreffende winkel. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die naast schade ook overlast veroorzaken bij de gedupeerde bedrijven.
Zoals blijkt uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 januari 2016 is de verdachte eerder niet-onherroepelijk ter zake van winkeldiefstal veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M. van der Nat, mr. P.F.E. Geerlings en mr. R.M. Vennix, in tegenwoordigheid van
mr. J.R. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 januari 2016.
mr. R.M. Vennix is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.....]
.