ECLI:NL:GHAMS:2016:1381

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2016
Publicatiedatum
13 april 2016
Zaaknummer
200.176.855/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over wils- en handelingsbekwaamheid van cliënt bij passeren van akten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van een klager tegen een notaris. De klager verwijt de notaris dat hij niet heeft gecontroleerd of zijn broer, [de heer X], ten tijde van het passeren van de akten (volmacht en testament) wils- en handelingsbekwaam was. De klager stelt dat de notaris ten onrechte heeft nagelaten om tijdens de bespreking met zijn broer te vragen of iemand uit de familie als gemachtigde voor hem zou kunnen optreden. De kamer voor het notariaat heeft de klacht van de klager ongegrond verklaard, en het hof bevestigt deze beslissing. De klager had op 16 september 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 20 augustus 2015. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer zijn vastgesteld, en heeft de argumenten van zowel de klager als de notaris gehoord. De klager heeft aangevoerd dat zijn broer, die lijdt aan dementie, niet in staat was om de inhoud van de akten te begrijpen. De notaris heeft echter verklaard dat hij voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en geen reden had om aan de wilsbekwaamheid van [de heer X] te twijfelen. Het hof concludeert dat de notaris op juiste wijze heeft gehandeld en dat de klacht ongegrond is.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.176.855/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2015/66
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 12 april 2016
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.V.H. Jonker, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 16 september 2015 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 20 augustus 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:35). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
Klager heeft op 25 september 2015 aanvullende producties in het geding gebracht.
1.3.
De notaris heeft op 30 september 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
Op 21 oktober 2015 heeft klager een brief van 20 oktober 2015 met bijlage bij het hof ingediend.
1.5.
Op 23 december 2015 heeft het hof van de notaris een brief van 22 december 2015 met bijlage ontvangen.
1.6.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 3 maart 2016. Klager en de notaris, vergezeld van diens gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
[naam] , geboren op 11 december 1938 (hierna: [de heer X] ), is een broer van klager. [de heer X] is alleenstaand en heeft geen kinderen.
3.2.2.
Op 7 februari 2014 heeft [de heer X] de notaris bezocht teneinde met hem te spreken over een op te stellen algemene volmacht en testament.
3.2.3.
Op 20 februari 2014 heeft de notaris voor [de heer X] zowel een akte ‘algemene volmacht’ als een testament gepasseerd (hierna gezamenlijk te noemen: de akten).
3.2.4.
Bij de akte ‘algemene volmacht’ heeft [de heer X] zijn boekhouder, [naam] (hierna: de boekhouder), gevolmachtigd om hem – kort gezegd – in alle opzichten te vertegenwoordigen, zijn rechten uit te oefenen en zijn belangen waar te nemen (ook op medisch gebied).
3.2.5.
In het testament heeft [de heer X] de geregistreerd partner van de boekhouder, [naam] , tot zijn enig erfgename benoemd. Voor het geval de erfstelling gedeeltelijk of geheel geen effect sorteert, heeft [de heer X] de boekhouder tot zijn erfgenaam benoemd (voor het als dan vrijvallende gedeelte). Verder heeft [de heer X] de boekhouder benoemd tot (uitvaart)executeur.
3.2.6.
In september 2014 heeft [de heer X] hulp gekregen van [thuiszorg] .
3.2.7.
Begin 2015 is [de heer X] opgenomen op een gesloten afdeling van het [naam ziekenhuis] . Thans verblijft [de heer X] op een gesloten afdeling van een verzorgingstehuis te [plaats] . [de heer X] lijdt aan dementie.
3.2.8.
Klager heeft op 24 september 2015 een verzoek strekkende tot ondercuratelestelling van [de heer X] ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland. Bij beschikking van 15 december 2015 heeft voormelde rechtbank dit verzoek afgewezen.

4.Standpunt van klager

De klacht van klager bestaat – kort samengevat – uit de volgende onderdelen.
i. De notaris heeft in strijd met artikel 17 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) gehandeld door niet te controleren of [de heer X] ten tijde van het passeren van de akten wils- en handelingsbekwaam was. Op zijn minst had de notaris een psychiater of geriater moeten inschakelen.
ii. De voorbespreking op 7 februari 2014 heeft plaatsgevonden op instigatie van de boekhouder. De notaris heeft ten onrechte nagelaten tijdens die bespreking aan [de heer X] te vragen of iemand uit zijn familie als gemachtigde voor hem zou kunnen optreden.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Belanghebbende
6.1.
Volgens artikel 99 lid 1 Wna kunnen klachten worden ingediend door een ieder met enig redelijk belang. In de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 26-27) van voormeld wetsartikel is tot uitgangspunt genomen dat er een ruim belanghebbendenbegrip geldt. Een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is, aldus de wetsgeschiedenis, een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep.
6.2.
Hoewel klager geen partij is bij de door de notaris opgestelde akten en verder ook niet betrokken is geweest bij de totstandkoming van die akten, is het hof van oordeel dat klager ontvankelijk is in zijn klacht. Klager beoogt (samen met zijn zussen en broer) gedurende lange tijd op te komen voor de belangen van zijn broer [de heer X] . Door de notariële akte ‘algemene volmacht’ is klager daarin aanzienlijk beperkt en reeds om die reden heeft klager een redelijk belang bij toetsing van het handelen van de notaris in dezen.
Klachtonderdeel i.
6.3.
Klager heeft aan dit klachtonderdeel in hoofdzaak het volgende ten grondslag gelegd. [de heer X] is al zijn hele leven laaggeletterd. Daarnaast heeft hij een laag intelligentieniveau. Ten tijde van het opstellen en passeren van de akten was [de heer X] 75 jaar oud en reeds aan het dementeren. Hij gebruikte toen al veel medicijnen. Telefoneren, pinnen en dergelijke kon hij niet meer zelfstandig. [de heer X] is niet gebrouilleerd met zijn familie. [de heer X] is beïnvloed door de boekhouder (tevens voormalig overbuurman van [de heer X] ), die het eerste contact met de notaris heeft gelegd. Deze ‘indicatoren’ zijn van voldoende gewicht om aan te nemen dat [de heer X] niet wils- en handelingsbekwaam was ten tijde van het opstellen en passeren van de akten en hadden voor de notaris aanleiding moeten zijn om het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening” van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: het stappenplan) toe te passen. Nu hij dat heeft nagelaten, heeft hij volgens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
6.4.
De notaris heeft over de omstandigheden van het onderhavige geval – samengevat weergegeven – het volgende verklaard. De notaris kent [de heer X] al ongeveer twintig jaar. Hij kwam hem regelmatig tegen op straat en zag hem daarnaast af en toe tijdens verjaardagen van mensen uit de buurt. De notaris weet uit deze contacten dat [de heer X] laaggeletterd is en een ‘eenvoudig man’. Op 21 januari 2014 is de notaris (via het secretariaat van zijn notariskantoor) telefonisch verzocht om advies uit te brengen over een algemene volmacht en een testament ten behoeve van [de heer X] . Op 28 januari 2014 is [de heer X] uitgenodigd voor een gesprek op het kantoor van de notaris. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 7 februari 2014. [de heer X] is alleen naar het notariskantoor gekomen en het gesprek heeft onder vier ogen plaatsgevonden. De notaris heeft na dit gesprek de concept(akten) opgesteld en toegezonden naar het huisadres van [de heer X] . Op 20 februari 2014 is [de heer X] , die destijds nog zelfstandig woonde en niet onder bewind was gesteld, opnieuw (zonder begeleiding) naar het notariskantoor toegekomen, waarna de (inhoud en gevolgen van de) akten nogmaals onder vier ogen zijn besproken en de akten uiteindelijk zijn gepasseerd. Tijdens de twee besprekingen in februari 2014 is over verschillende onderwerpen gesproken, waaronder de familieverhoudingen. [de heer X] was duidelijk en consistent in zijn wensen. Hetgeen hij wilde was ook niet complex van aard. Voor de notaris bestond geen twijfel dat [de heer X] destijds handelingsbekwaam was en zijn wil kon bepalen. Dat [de heer X] wellicht in februari 2014 al aan een vorm van dementie zou lijden is de notaris niet gebleken en was hem ook niet uit andere hoofde bekend.
6.5.
Evenals de kamer verwerpt het hof het betoog van klager dat moet worden aangenomen dat [de heer X] handelingsonbekwaam was ten tijde van het opstellen en passeren van de akten, althans dat de notaris daaraan had moeten twijfelen. Niet gebleken is immers dat er maatregelen waren getroffen op grond waarvan [de heer X] ongeschikt was (geworden) om rechtshandelingen te verrichten.
6.6.
Het hof overweegt voorts als volgt. Uit het betoog van de notaris blijkt dat hij zich - met voldoende zorgvuldigheid - zekerheid heeft verschaft omtrent de wilsbekwaamheid van [de heer X] ten tijde van het opstellen en passeren van de akten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd of aannemelijk geworden die reden geven om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het betoog. Daarmee is naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk geworden dat de notaris in zijn gesprekken met [de heer X] in februari 2014 voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van [de heer X] en geen aanleiding had om aan die wilsbekwaamheid te twijfelen. Dat [de heer X] ten tijde van het opstellen en passeren van de akten 75 jaar oud was, een laag intelligentieniveau had, veel medicijnen gebruikte en laaggeletterd was, behoefden in het onderhavige geval voor de notaris geen reden te zijn om nader onderzoek naar de wil van [de heer X] te doen. Ook voor het overige is niets aangevoerd dat reden voor nader onderzoek had moeten zijn. Weliswaar is door klager naar voren gebracht dat [de heer X] al in het begin van 2014 aan dementie leed, maar die omstandigheid (voor zover al juist) brengt niet met zich dat [de heer X] ook zijn wil niet (meer) kon bepalen en dat de notaris daarvan voorafgaande aan en/of ten tijde van het passeren van de akten ‘signalen’ had kunnen en moeten opvangen. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de kamer de klacht op dit onderdeel terecht ongegrond heeft verklaard.
Klachtonderdeel ii.
6.7.
Klager verwijt de notaris in dit klachtonderdeel, zo begrijpt het hof, dat hij tijdens de voorbespreking op 7 februari 2014 niet met [de heer X] heeft gesproken over de vraag of iemand uit de familie als gemachtigde voor hem zou kunnen optreden (in plaats van de boekhouder).
6.8.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer ten aanzien van dit klachtonderdeel en de gronden waarop het berust. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigen. De kamer heeft klachtonderdeel ii. terecht ongegrond verklaard.
Bewijsaanbod
6.9.
Nu geen feiten of omstandigheden te bewijzen zijn aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing dan de voorgaande kunnen leiden, ziet het hof geen aanleiding voor het horen van getuigen, in het bijzonder het horen van [naam] (arts bij het verzorgingstehuis waar [de heer X] verblijft), zoals door klager aangeboden.
6.10.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.11.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, F.J.P.M. Haas en A.A. van Berge en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2016 door de rolraadsheer.