Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van een klager tegen een notaris. De klager verwijt de notaris dat hij niet heeft gecontroleerd of zijn broer, [de heer X], ten tijde van het passeren van de akten (volmacht en testament) wils- en handelingsbekwaam was. De klager stelt dat de notaris ten onrechte heeft nagelaten om tijdens de bespreking met zijn broer te vragen of iemand uit de familie als gemachtigde voor hem zou kunnen optreden. De kamer voor het notariaat heeft de klacht van de klager ongegrond verklaard, en het hof bevestigt deze beslissing. De klager had op 16 september 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 20 augustus 2015. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer zijn vastgesteld, en heeft de argumenten van zowel de klager als de notaris gehoord. De klager heeft aangevoerd dat zijn broer, die lijdt aan dementie, niet in staat was om de inhoud van de akten te begrijpen. De notaris heeft echter verklaard dat hij voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en geen reden had om aan de wilsbekwaamheid van [de heer X] te twijfelen. Het hof concludeert dat de notaris op juiste wijze heeft gehandeld en dat de klacht ongegrond is.