ECLI:NL:GHAMS:2016:1380

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2016
Publicatiedatum
13 april 2016
Zaaknummer
200.177.581/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over onzorgvuldig handelen bij afwikkeling van een nalatenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris. Klager, de zoon van de overleden erflaatster, verwijt de notaris onzorgvuldig te hebben gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder. De klacht bestond uit vier onderdelen, waarvan het hof de meeste ongegrond verklaarde. Het hof oordeelde echter dat de notaris de loting van de roerende zaken onjuist heeft uitgevoerd, wat in strijd was met een eerder vonnis van de rechtbank. De notaris had de Chinese potten, die niet in de nalatenschap vielen, ten onrechte betrokken in de loting. Dit leidde tot een maatregel van waarschuwing voor de notaris.

De procedure begon met een beroepschrift van klager op 30 september 2015 tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Haag, die de klacht van klager in al zijn onderdelen ongegrond had verklaard. Tijdens de behandeling op 3 maart 2016 heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. Klager had aanvullende gronden ingediend en de notaris had een verweerschrift ingediend. Het hof heeft de stukken van de eerste instantie en de aanvullende stukken van beide partijen in overweging genomen.

Het hof concludeerde dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar had gehandeld bij de loting van de roerende zaken en legde de maatregel van waarschuwing op. De overige klachtonderdelen werden ongegrond verklaard, en het hof vernietigde de eerdere beslissing van de kamer. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op 12 april 2016.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.177.581/01 NOT
nummer eerste aanleg : 15-04
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 12 april 2016
inzake
mr. [naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
mr. drs. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. S.W. Autar-Matawlie, advocaat te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 30 september 2015 een beroepschrift - met bijlage -
bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 2 september 2015 (ECLI:NL:TNORDHA:2015:25). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) in al haar onderdelen ongegrond verklaard
.
1.2.
Klager heeft op 15 en 16 oktober 2015 aanvullende gronden ingediend.
1.3.
Op 20 oktober 2015 heeft het hof van klager een brief van 18 oktober 2015 - met bijlagen - ontvangen.
1.4.
De notaris heeft op 18 december 2015 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 3 maart 2016. Klager en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager en de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota (die van klager met bijlagen). Deze bijlagen betreffen (i) een e-mailbericht van 31 augustus 2010, (ii) een brief van 14 oktober 2011, (iii) een handgeschreven brief van 30 november 2011, (iv) een brief van 19 maart 2012 en (v) een brief van 11 augustus 2014. Namens de notaris is bezwaar gemaakt tegen de aan de pleitnota van klager gehechte bijlagen voor zover deze niet eerder in het geding zijn gebracht. Het hof heeft vervolgens de bijlagen i en iii buiten beschouwing gelaten. De overige bijlagen behoorden reeds tot de processtukken.
2. Stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De moeder van klager, [naam] (hierna: erflaatster), is op 10 maart 2007 overleden. Klager en zijn twee broers en twee zussen zijn de erfgenamen van erflaatster (hierna gezamenlijk te noemen: de vijf erfgenamen).
3.2.2.
De afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster is in 2007 toevertrouwd aan de notaris, werkzaam bij [naam kantoor] .
3.2.3.
In 2008 is klager door zijn twee broers en zussen gedagvaard om in rechte verdeling van de resterende onderdelen van de nalatenschap te vorderen.
3.2.4.
Bij vonnis van 3 februari 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage (thans Den Haag) is, voor zover hier van belang, het volgende overwogen en beslist.
“4.6. [naam][hof: klager]
heeft gemotiveerd aangegeven dat de Chinese potten aan hem in eigendom toebehoren en derhalve niet in de nalatenschap vallen. Het lag gelet op dit verweer op de weg van [naam][hof: twee broers en twee zussen van klager]
om hun stelling dat de Chinese potten onderdeel uitmaken van de nalatenschap van erflaatster te onderbouwen. Nu zij dit hebben nagelaten, gaat de rechtbank voorbij aan de vordering van [naam] om de Chinese potten onder de erfgenamen te verloten.
(..)
5. De Beslissing
De rechtbank:
In conventie en reconventie:
-gelast de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflaatster als volgt:
- draagt een notaris van het kantoor [van de notaris] te [plaats] op de verdeling van de nalatenschap uit te voeren, met het recht van substitutie;
- draagt een notaris van het kantoor [van de notaris] te [plaats] op de nalatenschap te verdelen, zodanig dat aan elk van de erfgenamen per saldo, rekening houdende met overbedeling en schulden van de erfgenamen aan de nalatenschap, een vijfde deel van de netto opbrengst van de nalatenschap wordt toegekend, en draagt de notaris op het toe te kennen bedrag in liquiditeiten aan de erfgenamen uit te keren, wederom met het recht van substitutie;
- (..)
- draagt een notaris van het kantoor [van de notaris] te [plaats] op de roerende zaken, met uitzondering van de Chinese potten, genoemd op de lijst (..), onder de erfgenamen te verloten, na de taxatie van voornoemde goederen, op een door de notaris voorgestane wijze en op een nader door deze notaris te bepalen datum en tijdstip waarbij de taxatiekosten ten laste van de nalatenschap worden gebracht, met het recht van substitutie;”
3.2.5.
De notaris heeft vervolgens de zaak (weer) in behandeling genomen.
3.2.6.
Op 14 juni 2012 heeft de door de rechtbank opgedragen verloting van de roerende zaken plaatsgevonden. In weerwil van het vonnis zijn daarin ook de Chinese potten betrokken. Hiervan heeft de notaris een akte houdende proces-verbaal opgemaakt. Deze akte is op 13 juli 2012 verleden. Blijkens deze akte is de loting verricht door twee kandidaat-notarissen van het kantoor van de notaris (en in tegenwoordigheid van de secretaresse van de notaris).
3.2.7.
Nadien hebben klager en de notaris veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd over onder meer de hoogte van de declaratie van de notaris.
3.2.8.
Twee van de erfgenamen, onder wie klager, hebben tot op heden geen volmacht getekend om tot verdeling en afsluiting van de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster over te gaan (hierna: de volmacht tot verdeling).

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris onzorgvuldig te hebben gehandeld bij het afwikkelen van de nalatenschap van erflaatster. In het bijzonder verwijt klager de notaris – kort samengevat – het volgende.
a. De notaris heeft de brieven van klager op trage wijze beantwoord.
b. De loting van de roerende zaken op 14 juni 2012 heeft de notaris onjuist uitgevoerd/laten uitvoeren en had (derhalve) opnieuw moeten worden verricht.
c. De notaris blijft ten onrechte vasthouden aan een te hoge declaratie. Zij heeft spookuren op haar declaratie vermeld en een te hoog uurtarief gehanteerd.
d. De notaris weigert ten onrechte over te gaan tot uitkering van enkele duizenden euro’s.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Gang van zaken eerste aanleg
6.1.
Voor zover de notaris in hoger beroep bezwaar heeft gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg, heeft te gelden dat dit bezwaar geen nadere bespreking behoeft nu het hof op de voet van artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) de zaak opnieuw in volle omvang behandelt en de door klager gestelde tekortkomingen – wat daarvan inhoudelijk ook moge wezen – derhalve ten gevolge van de behandeling in hoger beroep zijn hersteld.
Nieuwe klachtonderdelen
6.2.
Klager heeft in hoger beroep nieuwe klachten geformuleerd. Op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 Wna dient het hof een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang te behandelen. In die procedure is voor de behandeling van in appel nieuw geformuleerde klachten geen plaats. Klager zal daarom in zijn nieuwe klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Klachtonderdeel a.
6.3.
In dit klachtonderdeel verwijt klager de notaris dat zij zijn brieven traag heeft beantwoord.
6.4.
De notaris heeft erkend dat zij één keer niet juist heeft gehandeld wat betreft (trage) beantwoording van brieven. Het gaat om een brief van klager van 11 augustus 2014 waarop zij geen schriftelijke reactie heeft gegeven.
6.5.
Het hof is van oordeel dat het beter was geweest als de notaris wel schriftelijk had gereageerd op voormelde brief, maar dat dit nalaten van de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt oplevert. Dat de notaris op andere brieven van klager te traag heeft gereageerd is door klager niet voldoende aannemelijk gemaakt. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel b.
6.6.
Het hof overweegt als volgt ten aanzien van klachtonderdeel b. Voorop staat dat de kamer op goede gronden heeft beslist dat de notaris niet anders kon dan het laten bij de eerste loting. In hoger beroep heeft de notaris evenwel erkend dat zij de Chinese potten, die blijkens het vonnis van 3 februari 2010 buiten de loting dienden te blijven (waarvan de notaris op de hoogte was), in de loting heeft betrokken. Hierdoor is klager (in enige mate) benadeeld. De omstandigheid dat hij de Chinese potten heeft geloot doet hieraan niet af. Er moet immers van worden uitgegaan dat die potten reeds zijn eigendom waren. Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat op dit punt sprake is van verwijtbaar onzorgvuldig handelen van de notaris en dat dit klachtonderdeel derhalve gegrond is.
Klachtonderdeel c.
6.7.
In dit klachtonderdeel stelt klager de hoogte van de declaratie van de notaris ter discussie. De tuchtrechter is echter niet bevoegd over een declaratiegeschil te oordelen. Klager dient zich daarvoor tot de algemene klachten- en geschillencommissie voor het notariaat te wenden (artikel 55 lid 2 Wna). Klager zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit klachtonderdeel.
Klachtonderdeel d.
6.8.
Het hof begrijpt dat klager de notaris in dit klachtonderdeel verwijt dat zij niet is overgegaan tot uitkering van de opbrengst van de nalatenschap van erflaatster.
6.9.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de notaris pas tot uitkering van de gelden kan overgaan indien alle erfgenamen de volmacht tot verdeling hebben getekend en aan haar hebben geretourneerd. Nu dit nog niet het geval is, kan zij niet anders dan de gelden op haar kwaliteitsrekening laten staan. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Slot en maatregel
6.10.
Op grond van het hiervoor overwogene komt het hof tot de conclusie dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld bij de loting van de roerende zaken. Het hof acht de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
6.11.
Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beslissing van de kamer in haar geheel vernietigen en een nieuwe beslissing geven.
6.12.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.13.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in de klachten die voor het eerst in hoger beroep zijn aangevoerd;
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel c.;
- verklaart klachtonderdeel b. gegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, F.J.P.M. Haas en A.A. van Berge en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2016 door de rolraadsheer.