Uitspraak
De feiten en de rechtsgang
officier van Justitiehoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 januari 2016 in raadkamer uitspraak gedaan over de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1966. De zaak betreft een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 9 december 2015, waarin de voorlopige hechtenis van de verdachte werd geschorst. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C. Stroobach, gehoord.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat, gezien de actuele persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn gezin, een schorsing van de voorlopige hechtenis gerechtvaardigd is, maar dat deze niet tot de inhoudelijke behandeling van de zaak zou moeten duren. De raadsvrouwe heeft gepleit voor handhaving van de schorsing zoals die door de rechtbank was uitgesproken, of in ieder geval tot de regiezitting van 18 maart 2016.
Het hof heeft geoordeeld dat de belangen van de verdachte onder de huidige omstandigheden tijdelijk moeten prevaleren boven het maatschappelijk belang. Het hof heeft besloten de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen tot aan de regiezitting van 18 maart 2016, waarbij de stand van zaken opnieuw zal worden bekeken. De beslissing om de voorlopige hechtenis te schorsen is genomen met inachtneming van het recidivegevaar, maar ook van de persoonlijke belangen van de verdachte, die reeds afspraken had gemaakt voor de komende maand.