In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin haar verzoek om alleen met het gezag over de kinderen te worden belast, alsook haar verzoek om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en een uitkering tot levensonderhoud, werd afgewezen. De vrouw is op 2 september 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 4 juni 2014. De man heeft op 7 november 2014 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 3 december 2015 ter zitting behandeld, waarbij de vrouw niet aanwezig was. De vrouw en de man zijn in 2001 gehuwd en hebben twee kinderen. De vrouw woont sinds maart/april 2014 in Frankrijk met de kinderen, terwijl de man in Nederland verblijft. Het hof heeft de verzoeken van de vrouw om alleen met het gezag over de kinderen te worden belast en om alimentatie afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de huidige situatie niet werkbaar is. De man heeft een ziektewetuitkering en de vrouw heeft een parttime baan in Frankrijk. Het hof heeft de draagkracht van beide partijen beoordeeld en vastgesteld dat de man een bijdrage van € 140,- per kind per maand moet betalen. De verzoeken van de vrouw om een uitkering tot levensonderhoud en inzage in de financiële administratie van de man zijn afgewezen. De beschikking van de rechtbank is op deze punten bekrachtigd, maar de man is wel verplicht om bij te dragen aan de kosten van de kinderen.