2.4.Het proces-verbaal van de openbare terechtzitting in de strafzaak op 9 maart 2016 vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“De voorzitter stelt vast dat als getuige in de zaal van de terechtzitting is verschenen, [X] .
De voorzitter deelt mede dat in plaats van het - volgens het behandelschema – geplande requisitoir eerst zal worden overgaan tot het horen van de heden verschenen getuige [X] , zowel in de onderhavige zaak, als in de overige, gelijktijdig dienende strafzaken in hoger beroep.
De advocaat-generaal en de verdediging stemmen hiermee in.
(..)
De voorzitter heeft, nadat zij de getuige heeft ondervraagd, aan de raadsheren en de advocaat-generaal de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen aan de getuige, en aan de verdachte en de raadsman de gelegenheid die getuige te ondervragen en naar aanleiding daarvan tegen zijn verklaring in te brengen wat tot verdediging kan dienen.
De raadsman deelt mede dat hij geen vragen meer heeft aan de getuige. Met toestemming van de verdediging en de advocaat-generaal wordt het de getuige vergund de zittingzaal te verlaten.
De getuige verlaat daarop de zittingzaal.
De voorzitter deelt mede dat het onderzoek zal worden onderbroken voor de lunch en dat de advocaat-generaal in aansluiting op de lunch een kwartier extra de tijd krijgt om de verklaring van [X] in zijn requisitoir te verwerken, waarna het hof zal voortgaan met het aangekondigde requisitoir in alle zaken.
De advocaat-generaal en de verdediging stemmen daarmee in.
(..)
De advocaat-generaal requireert in de zaak tegen de verdachte, alsmede in de tegen de
gelijktijdig (niet gevoegd) dienende zaken tegen de overige verdachten. (..)
Nadat de voorzitter het onderzoek in de onderscheiden zaken tegen [A] en [B] [medeverdachten 1 en 2, wrakingskamer] heeft onderbroken, de raadsvrouw mr. Beutener in de zaak tegen de verdachte [C] [medeverdachte 3, wrakingskamer] haar pleidooi heeft gehouden en de voorzitter het onderzoek ook in die zaak heeft onderbroken, alle tot de
terechtzitting van 10 maart 2016 te 10.00 uur, wordt het onderzoek in de onderhavige zaak rond 16.00 uur voortgezet en wordt de raadsman in de gelegenheid gesteld zijn pleidooi te houden.
De raadsman van de verdachte deelt daarop mede dat hij geen kans ziet het volledige pleidooi
vandaag nog te houden. Hij verzoekt het hof de opnamen van de telefoongesprekken van
19 februari en 23 februari 2012 en 5 maart 2012 ter terechtzitting te beluisteren. Hij stelt
desgevraagd dit verzoek niet eerder te hebben gedaan, omdat hij de andere collega’s daarmee
niet wilde belasten. De raadsman merkt op dat hij inmiddels alle opgenomen telefoongesprekken op de DVD’s heeft beluisterd en dat het gesprek van 5 maart 2012 daar niet op staat.
(..)
Na beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof het volgende mede.
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd met betrekking tot de door hem geconstateerde
onjuistheden in de schriftelijke weergave van deze twee telefoongesprekken mist feitelijke
grondslag, nu de door hem bedoelde passage wel degelijk in het tapverslag is weergegeven.
Het gesprek van 5 maart 2012 is niet op DVD beschikbaar, maar dit gesprek is eveneens
letterlijk uitgewerkt in een tapverslag dat zich in het dossier bevindt. Het hof heeft, gelet op de
telefoongesprekken die wel op DVD beschikbaar zijn en waarvan het hof kennis heeft genomen, geen reden te veronderstellen dat de weergave van de inhoud van het gesprek van 5 maart 2012 onjuist zou zijn, zodat mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de noodzaak van het verzochte niet is gebleken.
De raadsman wordt (nogmaals) in de gelegenheid gesteld om pleidooi te voeren.
De raadsman deelt daarop het volgende mede:
Ik ben niet geheel klaar voor het voeren van mijn pleidooi op dit moment, omdat ik
onvoldoende de tijd heb gehad de heden ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring
van [X] daarin te verwerken. Gelet op het bepaalde in de artikelen 326 en 327 van het
Wetboek van Strafvordering en de eisen die de Hoge Raad stelt is het van enorm belang
dat ik mijn pleidooi schriftelijk aan het hof overleg. Ik heb dat nu niet helemaal klaar.
Het was voor mij nieuw dat [X] hier ter terechtzitting verscheen. Ik verzoek daarom om
schorsing van het onderzoek ter terechtzitting.
De advocaat-generaal deelt mede dat hij zich verzet tegen inwilliging van dit verzoek van de
raadsman. Hij is van mening dat hijzelf in voldoende mate binnen de beschikbare tijd in de
gelegenheid is geweest de verklaring van de getuige [X] in zijn requisitoir te verwerken, zodat dit ook voldoende moet zijn voor de raadsman.
De raadsman persisteert bij zijn verzoek.
Na beraad deelt de voorzitter als beslissingen van het hof mede:
- het verzoek tot schorsing van het onderzoek ter terechtzitting teneinde de raadsman in de
gelegenheid te stellen zijn pleidooi schriftelijk aan te vullen naar aanleiding van de
heden ter zitting afgelegde verklaring van de getuige [X] wordt afgewezen, op de grond
dat de raadsman op gelijke wijze als de advocaat-generaal in de gelegenheid wordt
gesteld de verklaring van de getuige te verwerken in zijn pleidooi, waarbij het hof
aantekent dat uit de verklaring van de getuige [X] niet zodanige informatie ten aanzien
van de verdachte naar voren is gekomen dat dit tot nadere studie (of overleg met de
verdachte) zou moeten leiden;
- het onderzoek wordt daartoe voor vijftien minuten onderbroken.
De raadsman deelt daarop het volgende mede.
Ik wil mijn pleidooi compleet aanleveren. Mijn verzoek om mijn pleidooi pas morgen te hoeven voeren is dringend. Als u mij dat niet toestaat, zal ik mij beraden over het voortzetten van het voeren van de verdediging. Ik word door het hof niet in de gelegenheid gesteld de verdediging naar behoren te voeren. Ik wil daarover overleg voeren met mijn cliënt. U geeft mij veel minder tijd dan de advocaat-generaal om de verklaring van [X] in mijn pleidooi te verwerken. Ik weet niet of ik over vijftien minuten nog terug zal komen.
Desgevraagd deelt de raadsman mede dat hij in ieder geval kort zal terugkomen en dat artikel
512 van het Wetboek van Strafvordering hierbij een rol speelt.
Na hervatting deelt de raadsman mede dat hij niet met zijn cliënt heeft kunnen overleggen. Hij
brengt het volgende naar voren.
Ik voel een spanning waardoor ik niet in staat ben pleidooi te voeren. Ik wil daarom heel graag morgen pas reageren. De advocaat-generaal heeft een requisitoir gehouden van 39 pagina’s en ik kan daar niet meteen op reageren. Ik voel mij belemmerd in de uitvoering
van een goede verdediging.
De voorzitter deelt mede dat het hof reeds een beslissing heeft genomen op zijn verzoek tot
schorsing en deelt hem (nogmaals) mede dat de raadsman thans in de gelegenheid wordt gesteld het woord ter verdediging te voeren.
De raadsman voert vervolgens het woord ter verdediging. De raadsman heeft, voor zover hier
van belang en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd: (..)
De raadsman verzoekt om een korte onderbreking om een aspirine tegen hoofdpijn te kunnen
nemen, hetgeen hem wordt vergund.
Na een korte onderbreking hervat de voorzitter het onderzoek.
De raadsman vervolgt het pleidooi als volgt.
(..)
Ik verzoek nogmaals om het beluisteren van de telefoongesprekken van 19 februari 2012, 23 februari 2012 en 5 maart 2012 ter terechtzitting om mijn verdere pleidooi van een nadere feitelijke grondslag te kunnen voorzien. Als u mij meedeelt dat ik eerder niet heb verzocht om het beluisteren van de gesprekken van 19 en 23 februari 2012, zeg ik u dat ik eerder wel heb bedoeld daarom te verzoeken. U, voorzitter, deelt mij mede dat het hof het zo niet heeft verstaan. Dan doe ik dat verzoek nu alsnog. Ik ben voornemens om, aan de hand van de door de Hoge Raad in het desbetreffende standaardarrest opgesomde factoren, aan te voeren dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek.
De advocaat-generaal deelt mede dat er geen noodzaak is om deze gesprekken af te spelen.
Na beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het verzoek tot het beluisteren van de opnamen van de twee telefoongesprekken op 19 februari 2012 en op 23 februari 2012 wordt ingewilligd en dat het hof daartoe zal overgaan. Doch dat het verzoek met betrekking tot het gesprek van 5 maart 2012 wordt afgewezen om redenen zoals hiervoor eerder overwogen, nu door de raadsman geen nieuwe feiten of omstandigheden ter onderbouwing van het verzoek zijn aangedragen.
De voorzitter doet de DVD met de verzochte gesprekken van 19 februari en 23 februari 2012 ter terechtzitting afspelen.
Na het beluisteren van het eerste telefoongesprek van 19 februari 2012 deelt de raadsman het
volgende mede:
Ik wil nu stoppen. Ik ga weg. U kunt het volgende gesprek wel beluisteren, maar dan zonder mij. Het is half zes. Mijn lichaam kan het niet meer aan.
De raadsman staat op en maakt aanstalten de zaal van de terechtzitting te verlaten.
Na onderbreking voor beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat:
- gelet op de mededeling van de raadsman, het onderzoek zal worden onderbroken tot de
terechtzitting van10 maart 2016 te 14.00 uurteneinde alsdan de rest van de
telefoongesprekken te beluisteren. De raadsman zal dan tevens zijn pleidooi kunnen
aanvullen en er zal gelegenheid worden geboden voor het houden van repliek en dupliek
en het voeren van het laatste woord door of namens de verdachte.
De voorzitter merkt op dat het hof zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de raadsman zich in onvoldoende mate had voorbereid op het voeren van pleidooi, hetgeen het hof betreurt, gelet op het tijdig rondgestuurde behandelschema van de terechtzitting, waaraan alle overige
procespartij en zich hebben geconformeerd. De raadsman merkt op dat hij het erg vindt dat de
voorzitter zegt dat hij zich niet heeft voorbereid en dat dat ook niet waar is.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek.”