ECLI:NL:GHAMS:2016:1240
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- P. Greve
- A.P.M. van Rijn
- B.A.A. Postma
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de vervolging op grond van artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1955, werd beschuldigd van het opzettelijk niet tijdig verstrekken van benodigde gegevens in het kader van de Wet werk en bijstand, wat mogelijk tot bevoordeling van zichzelf of een ander kon leiden. De zaak werd behandeld in meerdere zittingen, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verklaringen van de verdachte.
Het hof constateerde dat de verdachte in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep een grote hoeveelheid stukken had ingebracht, waarvan een groot deel onsamenhangend en onbegrijpelijk was. De verdachte had ook conflicten met zijn raadslieden en gaf aan zijn verdediging zelf te willen voeren. Dit leidde tot de vraag of de verdachte in staat was de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
Na beoordeling van de situatie, inclusief het ontbreken van een adequaat antwoord van de verdachte op vragen over de strafprocedure, concludeerde het hof dat de verdachte niet in staat was om de vervolging te begrijpen. Hierdoor ontbrak een reële verdedigingsmogelijkheid. Het hof besloot daarom de vervolging van de verdachte te schorsen, in de stand waarin deze zich bevond.