In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van marktplaatsoplichting. De tenlastelegging omvatte het gebruik van valse namen en e-mailadressen om benadeelden te bewegen tot de afgifte van geldbedragen voor niet geleverde goederen, waaronder iPads en iPhones. Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 maart 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.
Het hof heeft vastgesteld dat dertien personen aangifte hebben gedaan van oplichting, waarbij zij via Marktplaats goederen wilden kopen, maar deze nooit ontvingen na betaling. De verdachte had gebruik gemaakt van verschillende gebruikersnamen en e-mailadressen, maar het bankrekeningnummer was steeds dat van de verdachte. Het hof heeft de vraag beantwoord of de verdachte door het aannemen van een valse naam en het gebruik van listige kunstgrepen de benadeelden heeft bewogen tot afgifte van geld. Het hof concludeert dat, hoewel de verdachte een valse naam gebruikte, niet is gebleken dat dit de slachtoffers daadwerkelijk heeft bewogen tot betaling.
Het hof oordeelt dat de gedragingen van de verdachte niet als oplichting kunnen worden gekwalificeerd, omdat de slachtoffers niet zijn misleid door de valse naam en e-mailadressen. De verdachte heeft geen listige kunstgrepen toegepast die de normale gang van zaken bij een Marktplaatstransactie overstijgen. Daarom wordt de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en het hof doet opnieuw recht.