ECLI:NL:GHAMS:2016:1214

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
5 april 2016
Zaaknummer
23-002980-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van marktplaatsoplichting met valse naam en ontoereikende tenlastelegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van marktplaatsoplichting. De tenlastelegging omvatte het gebruik van valse namen en e-mailadressen om benadeelden te bewegen tot de afgifte van geldbedragen voor niet geleverde goederen, waaronder iPads en iPhones. Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 maart 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat dertien personen aangifte hebben gedaan van oplichting, waarbij zij via Marktplaats goederen wilden kopen, maar deze nooit ontvingen na betaling. De verdachte had gebruik gemaakt van verschillende gebruikersnamen en e-mailadressen, maar het bankrekeningnummer was steeds dat van de verdachte. Het hof heeft de vraag beantwoord of de verdachte door het aannemen van een valse naam en het gebruik van listige kunstgrepen de benadeelden heeft bewogen tot afgifte van geld. Het hof concludeert dat, hoewel de verdachte een valse naam gebruikte, niet is gebleken dat dit de slachtoffers daadwerkelijk heeft bewogen tot betaling.

Het hof oordeelt dat de gedragingen van de verdachte niet als oplichting kunnen worden gekwalificeerd, omdat de slachtoffers niet zijn misleid door de valse naam en e-mailadressen. De verdachte heeft geen listige kunstgrepen toegepast die de normale gang van zaken bij een Marktplaatstransactie overstijgen. Daarom wordt de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en het hof doet opnieuw recht.

Uitspraak

parketnummer: 23-002980-15
datum uitspraak: 23 maart 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 9 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-740432-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, Huis van Bewaring te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:hij in of omstreeks de periode van 16 mei 2012 tot en met 13 juni 2012 te Heemskerk en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
1. [naam 1] en/of;
2. [naam 2] en/of;
3. [naam 3] en/of;
4. [naam 4] en/of;
5. [naam 5] en/of;
6. [naam 6] en/of;
7. [naam 7] en/of;
8. [naam 8] en/of;
9. [naam 9] en/of;
10. [naam 10] en/of;
11. [naam 11] en/of;
12. [naam 12] en/of;
13. [naam 13] en/of;
een of meer anderen (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- op de internetsite www.marktplaats.nl, met (telkens) het gebruik van een gefingeerde naam en (telkens) het gebruik van (een) e-mailadres(sen) waarin zijn eigen naam niet voorkomt, een of meer advertentie(s) geplaatst waarin (een) goed(eren), namelijk een of meerdere iPads(s) en/of iPhone(s) en/of Blackberry(s) en/of een of meer andere elektronische apparaten, te koop aangeboden en/of
- ( vervolgens) met voornoemd(e) perso(o)n(en) een prijs van aankoop van een of meer goed(eren) afgesproken en/of
- ( vervolgens) voornoemd(e) perso(o)n(en) zijn verdachtes rekeningnummer gegeven waarop het overeengekomen bedrag diende te worden overgemaakt en/of
- zich (aldus) (telkens) onder meer voorgedaan als een betrouwbaar verkoper en,
nadat het voor genoemd(e) goed(eren) gevraagde geldbedrag was overgemaakt naar voornoemde rekening, die/dat te koop aangeboden goed(eren) (telkens) niet afgeleverd en/of verstrekt en/of opgestuurd aan/naar voornoemd(e) perso(o)n(en), waardoor die perso(o)n(en) (telkens) werden bewogen tot afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed;
subsidiair:
hij aan het primair ten laste gelegde, gepleegd door een of meer onbekende(n), in de periode mei 2012
tot en met juni 2012 te Heemskerk medeplichtig is geweest door een bankrekening ter beschikking te stellen;
meer subsidiair:hij in of omstreeks de periode van 16 mei 2012 tot en met 13 juni 2012 te Heemskerk en/of elders in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meerdere geldbedragen, totaal ongeveer € 3.247,00, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geld, gebruik gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat bovenomschreven voorwerp
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het navolgende.
Dertien personen hebben aangifte gedaan van oplichting. In alle gevallen hadden de benadeelden via Marktplaats digitale apparatuur (iPads en/of telefoons van de merken Apple of Blackberry) willen aanschaffen en hadden zij daartoe contact gezocht met een verkoper daarvan. Met die persoon was een prijs voor de gewenste goederen bepaald en deze goederen zouden per post worden opgestuurd na overschrijving van de overeengekomen prijs op het door die persoon verstrekte bankrekeningnummer. De benadeelden hebben deze goederen - na betaling van het overeengekomen geldbedrag - echter niet ontvangen. Bij het aanmaken van de in totaal negen advertenties voor deze telefoons en tablets is gebruik gemaakt van verschillende gebruikersnamen, e-mailadressen, adresgegevens en IP-adressen. Hetgeen telkens wel overeenkwam was het bankrekeningnummer en de bijbehorende tenaamstelling, te weten
de naam van de verdachte. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte erkend dat voornoemde bankrekening in de ten laste gelegde periode hem toebehoorde.
Oplichting
De vraag die het hof heeft te beantwoorden is of de verdachte de benadeelden door aanwending van een of meer oplichtingsmiddelen (het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, het toepassen van listige kunstgrepen en/of het gebruik maken van een samenweefsel van verdichtsels) heeft bewogen tot een bepaalde gedraging, te weten de afgifte van een geldbedrag. Hierbij is van belang (telkens) te bepalen of het aangewende oplichtingsmiddel ertoe bestemd en geschikt is slachtoffers daadwerkelijk tot afgifte te bewegen, oftewel dat sprake is van een causaal verband.
Valse naam en e-mailadressen
De verdachte heeft weliswaar een valse naam aangenomen en bijpassende e-mailadressen gebruikt,
maar niet is gebleken dat de slachtoffers daardoor zijn bewogen tot de afgifte van de gelden. Integendeel,
de slachtoffers zijn over het verschil in de namen die de verdachte in zijn contacten met de slachtoffers gebruikte c.q. de tenaamstelling van zijn e-mailadres en bankrekening heengestapt. Immers, zij hebben de geldbedragen overgemaakt op een op naam van de verdachte tenaamgestelde bankrekening.
De omstandigheid dat de verdachte een valse naam heeft aangenomen, met bijbehorende e-mailadressen, kan derhalve niet als oplichting in de zin van 326 Wetboek van Strafrecht (Sr) worden aangemerkt.
Valse hoedanigheid
Aan de in artikel 326 Sr neergelegde regeling ligt ten grondslag dat van de koper behoedzaamheid
wordt verwacht bij het uitkiezen van zijn contractspartij (blijkens de Memorie van Toelichting bij titel XXV van boek II van het Wetboek van Strafrecht). Volgens bestendige - op voornoemde wetsgeschiedenis geënte - jurisprudentie van de Hoge Raad levert het enkele zich in strijd met de waarheid voordoen als een bonafide verkoper die in staat en voornemens is het goed te leveren, niet het aannemen van een valse hoedanigheid op. In dat geval kan sprake zijn van civielrechtelijk niet-nakoming, maar het is niet zonder meer als oplichting te kwalificeren. Daarvoor dienen de gedragingen van de verdachte meer te omvatten.
Samenweefsel van verdichtsels
Voor het antwoord op de vraag of een slachtoffer, dat door een verdachte is geconfronteerd met leugenachtige mededelingen, door een samenweefsel van verdichtsels is bewogen tot afgifte van een goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld als bedoeld in art. 326 Sr, komt het aan op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer (Hoge Raad 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8600).
In de onderhavige zaak zijn de volgende uitvoeringshandelingen te ontwaren:
- In de zaak [naam 1] heeft de verkoper in strijd met de waarheid in de advertentie gesteld dat hij iPhones aanbood wegens een faillissement. Uit een bij de aangifte gevoegde e-mailwisseling blijkt dat de verkoper heeft aangegeven dat hij woonachtig is in Oostburg (West-Zeeuws-Vlaanderen), waar de benadeelde - in verband met de werktijden van de verkoper - het product elke werkdag tussen
06:00 uur en 09:00 uur kon komen ophalen.
  • In de zaak [naam 4] heeft de verkoper in strijd met de waarheid in de advertentie vermeld dat hij iPhones verkocht omdat hij zijn zaak heeft moeten sluiten.
  • In de zaak [naam 8] heeft de verkoper in de advertentie naar voren gebracht dat hij iPhones verkocht omdat hij zijn telefoonzaak heeft moeten sluiten.
  • In de zaak [naam 9] heeft de verkoper in de advertentie vermeld dat hij iPads verkoopt omdat hij zijn zaak heeft moeten sluiten. De verkoper heeft in een aan de koper gerichte e-mail aangegeven dat hij op Texel woont en dat de koper het product daar elke werkdag tussen 07:00 uur en 09:00 uur kan komen ophalen.
  • In de zaak [naam 10] heeft de verkoper aan de koper gemeld dat hij wegens beëindiging van zijn telecomwinkel iPhones te koop aanbiedt.
  • In de zaak [naam 11] heeft de verkoper in strijd met de waarheid in de advertentie vermeld dat hij iPhones verkocht omdat hij zijn telefoonzaak heeft moeten sluiten, en uit de e-mailwisseling tussen de koper en de verkoper blijkt dat laatstgenoemde heeft gezegd dat hij in Oosterend (Texel) woont en dat de koper op werkdagen tussen 07:00 uur en 09:00 uur welkom is het product daar op te halen.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, staat vast dat de verdachte ten opzichte van [naam 1], [naam 9] en [naam 11] meerdere onwaarheden heeft verkondigd, die erop waren gericht hen te bewegen een koopovereenkomst te sluiten en hun eigen uit die koopovereenkomst voortvloeiende verplichting - de betaling van de koopsom - voorafgaand aan het afleveren van het gekochte goed na te komen. Door de onware mededelingen - dat hij een winkel had gehad, dat hij de door hem aangeboden producten in voorraad had alsmede dat de kopers de producten bij hem konden ophalen - heeft de verdachte zich in strijd met de waarheid als bonafide leverancier gepresenteerd, waarbij hij daarnaast in een aantal gevallen door te suggereren dat hij in Oostburg c.q. Texel woonde
een dermate hoge drempel opwierp dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kon worden voorzien dat van dat ophalen zou worden afgezien. Dat de verdachte deze personen door dit samenweefsel van verdichtselen heeft trachten te bewegen tot het sluiten van de koopovereenkomst en het voorafgaand aan de levering betalen van de koopsom, is waarschijnlijk. Uit de aangiftes blijkt echter niet waardoor de aangevers nu echt zijn bewogen, anders dan door de wens het aangeboden goed te kopen en ook anderszins is niet duidelijk geworden dat zij tot het overmaken van de koopsom zijn gekomen door de aanwending van oplichtingsmiddelen door de verdachte.
De tenlastelegging houdt als de door de verdachte aangewende oplichtingsmiddelen in de kern
slechts in dat de verdachte op de internetsite “www.marktplaats.nl” goederen heeft aangeboden, dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van een gefingeerde naam en een e-mailadres waarin zijn eigen naam
niet voorkwam, dat hij met de kopers een prijs van aankoop heeft afgesproken en dat de verdachte zijn rekeningnummer heeft gegeven, waarop het overeengekomen bedrag diende te worden overgemaakt, hetgeen naar de kern genomen een normale marktplaatstransactie niet overstijgt. Integendeel, het ten laste gelegde gedrag is grotendeels kenmerkend voor elke normale Marktplaatstransactie. De verdachte dient derhalve van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, nu ook niet blijkt dat de verdachte een listige kunstgreep heeft toegepast.
Het hof acht hetgeen aan de verdachte subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde evenmin wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte ook van die onderdelen van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. P.C. Römer en mr. J.A. Peters, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 23 maart 2016.
mr. Peters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.