ECLI:NL:GHAMS:2016:1103
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Prejudiciële vragen over de geldigheid van Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 301/2012 inzake de indeling van driewielige motorvoertuigen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de geldigheid van Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 301/2012. Deze verordening betreft de indeling van een specifiek driewielig motorvoertuig in de gecombineerde nomenclatuur. Het Hof twijfelt aan de geldigheid van de verordening, omdat het voertuig volgens de kenmerken en eigenschappen niet duidelijk kan worden ingedeeld onder de voorgestelde GN-code 8703 21 10 (automobielen en andere motorvoertuigen) en mogelijk onder GN-code 8711 50 00 (motorrijwielen) zou moeten vallen.
De zaak is ontstaan na een uitnodiging tot betaling van douanerechten door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, die door de belanghebbende, [X] B.V., werd betwist. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging. Het Hof heeft de feiten vastgesteld en de relevante wet- en regelgeving besproken, waaronder de indelingsregels van de gecombineerde nomenclatuur en de toelichtingen daarop.
Het Hof concludeert dat er twijfels zijn over de indeling van het voertuig, vooral gezien de kenmerken van de stuurinrichting en de gebruikte banden. Het Hof vraagt zich af of de Europese Commissie haar bevoegdheid heeft overschreden bij het vaststellen van de indeling van het voertuig onder de verordening. Daarom wordt een vraag voorgelegd aan het Hof van Justitie over de geldigheid van de uitvoeringsverordening, en het Hof schorst het geding totdat er een uitspraak is gedaan.