2.3Het proces-verbaal van de openbare terechtzitting op 9 februari 2016 vermeldt, voor zover van belang, het volgende.
De voorzitter deelt mede dat zij, alvorens de vordering van de benadeelde partij Kruger te behandelen, haar in de gelegenheid stelt om van haar spreekrecht als slachtoffer gebruik te maken.
Alvorens haar op schrift gestelde slachtofferverklaring voor te lezen, merkt [M.K.] op:
Voor de zitting in eerste aanleg had ik het een en ander op papier gezet. Ik ben toen door de voorzitter beperkt in hetgeen ik naar voren mocht brengen. Ik wil vandaag weer iets voorlezen en ik verzoek de voorzitter mij er op te wijzen als ik de grenzen van het spreekrecht overschrijd.
[M.K.] leest vervolgens haar op schrift gestelde slachtofferverklaring voor, onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De bedreigingen van de verdachte hebben bij mij een enorme angst veroorzaakt. Ik was altijd een sociaal persoon, maar dat is nu niet meer het geval. Ik ben altijd bang en voel me steeds onveilig. Ik ben daarnaast door de verdachte financieel uitgekleed. Ik heb geen auto meer en ben nu steeds van anderen afhankelijk.
De raadsman onderbreekt het slachtoffer en verzoekt de voorzitter het spreekrecht van het slachtoffer te beperken tot de ten laste gelegde bedreiging, omdat het wettelijk niet is toegestaan zich ook over de ten laste gelegde oplichting uit te laten.
De voorzitter geeft aan dat het slachtoffer haar verklaring kan voortzetten.
[M.K.] vervolgt haar verklaring, onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Mijn bankpassen zijn door de verdachte afgenomen. Mijn huis is helemaal leeggehaald. Ik heb enorme schulden. Ik kan mij niet meer voldoende verzekeren. Ik ben door de verdachte vernederd en gekleineerd.
De raadsman onderbreekt het slachtoffer en verzoekt de voorzitter nogmaals om het spreekrecht te beperken tot de ten laste gelegde bedreiging.
De voorzitter geeft aan dat het slachtoffer haar verklaring kan voortzetten.
[M.K.] vervolgt haar verklaring, onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De verdachte bleef maar geld eisen. Hij wist bijvoorbeeld dat ik geld van de verzekering zou krijgen. Hij wilde dat geld hebben. Ik had op een gegeven moment geen geld meer. Ik heb hem zelfs een keer moeten bellen om tampons voor mij mee te nemen. Hij heeft mij alles afgenomen. Ik heb de hulp van een psycholoog moeten inschakelen.
De raadsman onderbreekt het slachtoffer en verzoekt de voorzitter ten derde male om het spreekrecht te beperken tot de ten laste gelegde bedreiging.
De voorzitter geeft aan dat het slachtoffer haar verklaring kan voortzetten.
De raadsman deelt hierop mede dat hij de voorzitter wraakt. Als gronden van het wrakingsverzoek brengt de raadsman naar voren:
De voorzitter is door mij tot drie keer toe verzocht om het spreekrecht van het slachtoffer te beperken tot de ten laste gelegde bedreiging, nu het wettelijk niet is toegestaan om over de ten laste gelegde oplichting te spreken. Het slachtoffer heeft aan het begin van haar verklaring aangegeven dat de voorzitter de grenzen moest bepalen. Door mijn verzoeken te negeren en het slachtoffer telkenmale in de gelegenheid te stellen haar verklaring voort te zetten is zowel de objectieve als de subjectieve schijn van vooringenomenheid en de vrees voor partijdigheid van de voorzitter ontstaan.
De raadsman deelt mede dat hij van de oudste en de jongste raadsheer wil vernemen of zij zich achter de beslissing van de voorzitter scharen om het spreekrecht van het slachtoffer niet tot de ten laste gelegde bedreiging te beperken.
De jongste raadsheer volstaat met de mededeling dat hij zich niet genoodzaakt voelt om een antwoord op de vraag van de raadsman te geven, waarop de raadsman de jongste raadsheer wraakt. De jongste raadsheer vraagt de raadsman of hij nu wordt gewraakt op grond van het feit dat hij diens vraag niet heeft beantwoord. De raadsman deelt mede dat hij niet genegen is om de jongste raadsheer zonder grond te wraken en vraagt de jongste raadsheer nogmaals of deze zich achter de beslissing van de voorzitter schaart om het spreekrecht van het slachtoffer niet tot de ten laste gelegde bedreiging te beperken. De jongste raadsheer merkt op dat de voorzitter de orde op zitting bepaalt en dat hij zich derhalve achter haar beslissing schaart.
De raadsman wraakt daarop de jongste raadsheer op grond van het feit dat deze zich achter de beslissing van de voorzitter schaart om het spreekrecht van het slachtoffer niet tot de ten laste gelegde bedreiging te beperken, ten gevolge waarvan ook de jongste raadsheer de schijn van partijdigheid heeft gewekt.
Het hof deelt vervolgens bij monde van de voorzitter mede dat het onderzoek ter terechtzitting wordt geschorst voor de behandeling van het verzoek tot wraking.