ECLI:NL:GHAMS:2016:1078

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
200.171.745/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing artikel 69 Rv in hoger beroep met betrekking tot stemverhouding in Vereniging van Eigenaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen vier mede-eigenaren van een appartement in een Vereniging van Eigenaren (VvE). De appellanten, vertegenwoordigd door mr. B.P. van Overeem, hebben hoger beroep ingesteld tegen de tussenbeschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, die op 27 januari 2014, 18 april 2014 en 19 maart 2015 zijn gegeven. De kern van het geschil betreft de wijziging van de stemverhouding in de splitsingsakte van het pand, die op 23 juli 2012 is vastgesteld. De appellanten hebben verzocht om de bestreden beschikkingen te vernietigen en de geïntimeerden niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek, dan wel dit verzoek af te wijzen.

De geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. C.F.J.M. Nelemans, hebben in hun verweerschrift verzocht om de appellanten niet-ontvankelijk te verklaren in hun hoger beroep, dan wel de beschikkingen te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 januari 2016 heeft het hof medegedeeld dat het voornemens was de zaak gedeeltelijk als verzoekschriftzaak en gedeeltelijk als dagvaardingszaak te behandelen. Na schorsing hebben beide partijen verklaard zich te kunnen vinden in het oordeel van het hof.

Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter in zijn beschikkingen het verzoek om een rechterlijke machtiging niet (deels) heeft toegewezen of afgewezen, waardoor de appellanten niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep. De zaak is terugverwezen naar de kantonrechter voor verdere behandeling. De appellanten zijn veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 311 aan verschotten en € 1.788 aan salaris advocaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.171.745/01
zaaknummer/rekestnummer rechtbank Amsterdam : EA 13-957
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 maart 2016
inzake

1.[appellante sub 1] ,

2. [appellant sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. B.P. van Overeem te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1] ,

2. [geïntimeerde sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. C.F.J.M. Nelemans te Schiphol-Rijk.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna gezamenlijk aangeduid als [appellanten] en afzonderlijk als [appellante sub 1] en [appellant sub 2] . Geïntimeerden worden gezamenlijk aangeduid als [geïntimeerden] en afzonderlijk als [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] .
[appellanten] is bij verzoekschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 18 juni 2015 (hierna: het beroepschrift), onder aanvoering van zes grieven, in hoger beroep gekomen van de tussenbeschikkingen die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaak/rekestnummer op 27 januari 2014, 18 april 2014 en 19 maart 2015 heeft gegeven. Het beroepschrift strekt, zakelijk weergegeven, ertoe dat het hof de genoemde beschikkingen zal vernietigen en [geïntimeerden] alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn verzoek dan wel dit verzoek zal afwijzen, onder veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten.
Op 28 augustus 2015 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van [geïntimeerden] ingekomen, inhoudende het verzoek [appellanten] in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de beschikkingen waarvan beroep te bekrachtigen, onder hoofdelijke veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 26 januari 2015. Bij die gelegenheid heeft namens [appellanten] mr. Van Overeem voornoemd het woord gevoerd en namens [geïntimeerden] mr. Nelemans. Partijen hebben inlichtingen verschaft.
Aan het begin van de zitting heeft het hof - onder opgave van redenen - medegedeeld voornemens te zijn de middels het beroepschrift aangebrachte zaak gedeeltelijk als een verzoekschriftzaak en gedeeltelijk als een dagvaardingszaak te zullen behandelen en de mondelinge behandeling ook te beschouwen als een comparitie in laatstgenoemde zaak (zie rechtsoverweging 3.2 en 3.3). Na een schorsing verklaarden beide raadslieden de visie van het hof te delen en zich te refereren aan zijn oordeel.
Aan het einde van de zitting is de behandeling van de zaak gesloten en arrest gevraagd. In de verzoekschriftzaak is uitspraak bepaald op 8 maart 2016.

2.De feiten

Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
2.1.
Partijen zijn alle vier (mede)eigenaar van een appartement in het gebouw [adres] te [plaats] (hierna: het pand) en zitten als enige leden in de Vereniging van Eigenaren van dit pand (hierna: de VvE).
2.2.
Bij notariële akte van 23 juli 2012 (hierna: de splitsingsakte van 23 juli 2012) zijn veranderingen aangebracht in de splitsingsakte van het pand, waaronder een wijziging van de stemverhouding.
2.3.
[geïntimeerden] is het niet eens met de in de splitsingsakte van 23 juli 2012 opgenomen stemverhouding, maar is er niet in geslaagd met [appellanten] een andere stemverhouding af te spreken.

3.Beoordeling

3.1.
[geïntimeerden] heeft in eerste aanleg:
( a)
gevorderdvoor recht te verklaren dat de splitsingsakte van 23 juli 2012 voor zover deze ziet op de daarin neergelegde stemverhouding in de vergadering van de VvE (1:1:1), nietig is;
( b)
verzochtom een rechterlijke machtiging ter vervanging van medewerking door [appellanten] aan de door [geïntimeerden] voorgestelde stemverhouding in de vergadering van de VvE (2:1:3).
De kantonrechter heeft in de beschikking van 19 maart 2015 in het dictum de vordering onder a toegewezen en met betrekking tot het verzoek onder b partijen opgeroepen voor een zitting.
3.2.
In artikel 3:302 BW wordt bepaald dat een actie strekkende tot verklaring voor recht, moet worden ingesteld bij
vordering. De onderhavige procedure had derhalve voor zover deze de vordering tot (partiële) nietigverklaring van de splitsingsakte van 23 juli 2012 betreft, moeten worden ingeleid bij dagvaarding (en niet - zoals is geschied - bij verzoekschrift). Het hof zet de behandeling van deze vordering dan ook - zoals ter zitting aangekondigd - voort als een dagvaardingszaak (aanhangig bij dit hof onder zaaknummer 200.185.373/01).
3.3.
Uit artikel 5:140 lid 2 BW volgt dat het
verzoekom een rechterlijke machtiging ter vervanging van medewerking door [appellanten] aan de door [geïntimeerden] voorgestelde stemverhouding, terecht bij verzoekschrift is ingesteld. Voor zover het door [appellanten] ingestelde hoger beroep is gericht tegen hetgeen de kantonrechter met betrekking tot dit verzoek overweegt (de grieven 4 en 6), wordt daarop in de onderhavige beschikking beslist.
3.4.
De kantonrechter heeft het verzoek om een rechterlijke machtiging in geen der bestreden tussenbeschikkingen in het dictum (deels) toegewezen dan wel afgewezen. Dit heeft tot gevolg dat hoger beroep nog niet openstond. Dat de kantonrechter desondanks hoger beroep heeft opengesteld, is gesteld noch gebleken. Dit heeft tot gevolg dat [appellanten] in haar hoger beroep niet-ontvankelijk is. De zaak zal worden terugverwezen naar de kantonrechter.
[appellanten] zal als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

4.Beslissing

Het hof:
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de bestreden beschikkingen van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 27 januari 2014, 18 april 2014 en 19 maart 2015, voor zover deze zien op het verzoek om een rechterlijke machtiging ter vervanging van medewerking door [appellanten] aan de door [geïntimeerden] voorgestelde stemverhouding in de vergadering van de VvE (2:1:3);
veroordeelt [appellanten] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] worden begroot op € 311 aan verschotten en op € 1.788 aan salaris advocaat;
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt voor verdere behandeling naar de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.R. van Harinxma thoe Slooten, J.C.W. Rang en J.C. Toorman en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2016.