ECLI:NL:GHAMS:2016:1004
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs in mishandelingszaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van een vrouw op 1 juni 2015 in Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte de aangeefster met kracht in haar gezicht zou hebben geslagen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 februari 2016 heeft de verdachte ontkend de mishandeling te hebben gepleegd en verklaarde dat hij zich door zijn drankgebruik weinig van de gebeurtenis kon herinneren. Hij gaf aan mogelijk de aangeefster van zich af te hebben geduwd, maar ontkende haar te hebben geslagen.
De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft de aangifte van de aangeefster en de verklaring van een getuige in overweging genomen. De getuige had waargenomen dat de rechterwang van de aangeefster vuurrood was, wat de aangifte ondersteunde. Echter, het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De precieze toedracht van de schermutseling tussen de verdachte en de aangeefster bleef onduidelijk, waardoor het hof niet kon vaststellen dat de verdachte de mishandeling had gepleegd.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om de schuld van een verdachte te bewijzen voordat er een veroordeling kan plaatsvinden.