Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[X],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in een kort geding. [appellant] was in dienst bij de COÖPERATIEVE RABOBANK ALKMAAR E.O. U.A. en heeft een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij zijn arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd. Na de beëindiging heeft [appellant] gesolliciteerd bij een andere bank, die om een integriteitsverklaring vroeg van de Rabobank. De Rabobank weigerde deze verklaring af te geven, wat leidde tot de afwijzing van [appellant] door de andere bank. [appellant] stelt dat de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, omdat hij niet op de hoogte was van het feit dat de Rabobank geen integriteitsverklaring zou afgeven. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, maar in hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld door de gevraagde integriteitsverklaring niet te verstrekken. Het hof heeft de Rabobank veroordeeld om in de toekomst een integriteitsverklaring te verstrekken indien daarom wordt verzocht door een toekomstige werkgever van [appellant]. Daarnaast is de Rabobank veroordeeld tot betaling van een voorschot op schadevergoeding aan [appellant]. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd en de proceskosten in beide instanties voor iedere partij op eigen kosten bepaald.