ECLI:NL:GHAMS:2015:903

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
200.159.257/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een bestreden vonnis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder bestreden vonnis. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, had de vordering ingediend, maar het hof heeft deze afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat de vordering in strijd was met de goede procesorde. Het hof verwees naar een eerder tussenarrest van 23 december 2014, waarin het hof de appellant had gevraagd om zich uit te laten over de stelling van de geïntimeerden dat de appellant ook in kort geding had gevorderd dat de tenuitvoerlegging van het bestreden deelvonnis zou worden geschorst. De appellant had een vonnis van de voorzieningenrechter van 28 november 2014 overgelegd, waarin een vergelijkbare vordering was afgewezen.

Het hof oordeelde dat de appellant geen nieuwe omstandigheden had aangevoerd die de incidentele vordering konden onderbouwen, en dat de vordering daarom moest worden afgewezen. De appellant werd als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en werd verwezen in de kosten van het incident. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door de geïntimeerden, met een aanhouding van verdere beslissingen tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.159.257/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : CV 14-9225
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 maart 2015
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerden],

wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
2.
[geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
3.
[geïntimeerde sub 3],
wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
4.
[geïntimeerde sub 4],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. E.T. van den Hout te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerden] genoemd.
Op 23 december 2014 heeft het hof in deze zaak een tussenarrest (verder: het tussenarrest) gewezen, waarnaar het hof verwijst.
[appellant] heeft ingevolge het tussenarrest een akte genomen met producties.
[geïntimeerden] hebben een antwoordakte genomen.
Daarna is wederom arrest bepaald in het incident.

2.Beoordeling

2.1.
Bij het tussenarrest in incident heeft het hof [appellant] in de gelegenheid
gesteld zich uit te laten over de stelling van [geïntimeerden] dat [appellant] ook in kort geding heeft gevorderd dat de tenuitvoerlegging van het bestreden deelvonnis zal worden geschorst en, indien die stelling juist is, het hof te informeren over de laatste stand van zaken met betrekking tot vorenbedoeld executie kort geding, zulks onder overlegging van schriftelijke bescheiden waaruit een en ander blijkt.
2.2.
[appellant] heeft als productie 1 bij zijn akte een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 28 november 2014 overgelegd, waarbij een door [appellant] gevraagde voorziening tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden deelvonnis is geweigerd.
2.3
Uit de inhoud van voornoemd vonnis blijkt dat [appellant] aan de onderhavige incidentele schorsingsvordering geen andere omstandigheden ten grondslag heeft gelegd dan die hij in het executie kort geding heeft aangevoerd. De incidentele vordering dient derhalve, op grond van hetgeen onder 2.4 van het tussenarrest is overwogen, te worden afgewezen wegens strijd met de goede procesorde. Het hof volgt [appellant] niet in zijn betoog dat bij een schorsingsincident in hoger beroep een andere maatstaf geldt dan in een executie kort geding.
2.4.
[appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, bij het eindarrest in de
hoofdzaak worden verwezen in de kosten van dit incident.
2.5.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie
van antwoord door [geïntimeerden]

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 28 april 2015 voor het nemen van een memorie van antwoord door [geïntimeerden];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, R.H. de Bock en M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2015.