ECLI:NL:GHAMS:2015:875

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2015
Publicatiedatum
16 maart 2015
Zaaknummer
23-001294-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Alkmaar inzake verkeersongeval met dodelijke afloop

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar, dat op 1 maart 2012 was gewezen. De zaak betreft een verkeersongeval dat plaatsvond op 3 mei 2010 op de Steve Bikoweg (Rijksweg N9) in Alkmaar, waarbij de verdachte als bestuurster van een motorrijtuig betrokken was. De verdachte werd primair beschuldigd van roekeloos rijgedrag, wat leidde tot een dodelijk ongeval waarbij de bestuurder van een andere auto overleed en een andere bestuurder zwaar lichamelijk letsel opliep. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf, een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 20 september 2013 en 27 februari 2015 werd het bewijs en de tenlastelegging besproken. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een schending van het recht op een eerlijke behandeling, omdat essentiële foto’s van het ongeval ontbraken. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er geen sprake was van een vormverzuim.

Uiteindelijk oordeelde het hof dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. Het hof concludeerde dat de snelheid van de betrokken voertuigen niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld en dat de schuld van de verdachte aan het ongeval niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van alle beschuldigingen en vernietigde het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

parketnummer: 23-001294-12
datum uitspraak: 13 maart 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 1 maart 2012 in de strafzaak onder parketnummer 14-701928-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van 20 september 2013 en 27 februari 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd op te leggen een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 uren hechtenis alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 03 mei 2010 in de gemeente Alkmaar als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Steve Bikoweg (Rijksweg N9), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden over genoemde weg,
- met een (veel) hogere snelheid dan de plaatselijke toegestane snelheid van 80 kilometer per uur en/of
- onvoldoende afstand te bewaren tot en/of in onvoldoende mate rekening te houden met een voor haar, in dezelfde richting, rijdende personenauto,
met (de voorzijde van) het door haar bestuurde voertuig tegen (de achterzijde van) die voor haar rijdende personenauto is aangereden of opgebotst, waarna laatstgenoemd voertuig op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer is geraakt en in aanrijding of botsing is gekomen met een tegemoet komende personenauto die (zeer) dicht genaderd was,
waardoor de bestuurder van het door verdachte aangereden voertuig (genaamd [slachtoffer 1]) is overleden en de bestuurder van die tegemoetkomende personenauto ([slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere botbreuken aan de linkeronderarm, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:
zij op of omstreeks 03 mei 2010 in de gemeente Alkmaar als bestuurster van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, Steve Bikoweg (Rijksweg N9),
- met een veel hogere snelheid dan de plaatselijke toegestane snelheid van 80 kilometer per uur en/of
- onvoldoende afstand heeft bewaard tot en/of onvoldoende rekening heeft gehouden met een voor haar, in dezelfde richting, rijdende personenauto,
met (de voorzijde van) het door haar bestuurde voertuig tegen (de achterzijde van) die voor haar rijdende personenauto is aangereden of opgebotst, waarna laatstgenoemd voertuig op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer is geraakt en in aanrijding of botsing is gekomen met een tegemoet komende personenauto die (zeer) dicht genaderd was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, gelet op de in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging en voorts omdat het hof op grond van het na het gewezen vonnis uitgevoerde aanvullende onderzoek ten dele tot andere overwegingen komt dan de rechtbank.
Bespreking van het verweer met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft terechtzittingen in hoger beroep aan de hand van de door haar overgelegde en aan het dossier toegevoegde pleitnotities bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging omdat het recht op een eerlijke behandeling van de zaak is geschonden. De raadsvrouw heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
In het proces-verbaal VerkeersongevalAnalyse van 24 augustus 2010 is vermeld (blz. 21 van 30) dat een aantal foto’s abusievelijk zijn verwijderd hetgeen een onherstelbaar verzuim oplevert. Dit verzuim valt onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie. De foto’s zijn van essentieel belang voor de conclusies die worden getrokken met betrekking tot de vermeende toedracht van het ongeval. Nu deze foto’s ontbreken is een volledige reconstructie van de toedracht van het ongeval niet meer mogelijk. Hierdoor is de verdachte de mogelijkheid ontnomen haar onschuld aan te tonen en de vermeende schuld onderbouwd te betwisten.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het bovenstaande dient te leiden tot bewijsuitsluiting voor wat betreft de informatie die zichtbaar zou zijn geweest op de ontbrekende foto’s en de bevindingen van de verbalisanten die daarop zijn gegrond.
Het hof is van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof verwijst voor de onderbouwing van dit standpunt naar de overweging van de rechtbank op dit punt, opgenomen op pagina 3 van het vonnis.
Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
Nu geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, kan ook het subsidiair ingenomen standpunt niet slagen.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof heeft het op 20 september 2013 gesloten onderzoek bij tussenarrest van 4 oktober 2013 heropend, omdat naar het oordeel van het hof nader onderzoek noodzakelijk was met het oog op een volledige en juiste beoordeling van het uitgevoerde technische onderzoek. Het hof wenste onder meer – kort en zakelijk weergegeven – nader te worden voorgelicht omtrent de betrouwbaarheid van de meetgegevens afkomstig van de airbagmodule van de bij het ongeval betrokken Dacia.
Naar aanleiding van deze opdracht zijn de volgende aanvullende stukken ingekomen:
-een NFI-rapport betreffende ‘Snelheidsbepaling naar aanleiding van een verkeersongeval op de Steve Bikoweg (rijksweg N9) te Alkmaar op 3 mei 2010’ van 6 juni 2014, opgemaakt door ir. [deskundige];
-een aanvullende proces-verbaal van bevindingen ‘Onderzoek Verkeersongeval’ van 8 december 2014, opgemaakt door [verbalisant 1].
Ter terechtzitting in hoger beroep van 27 januari 2015 is ir. [deskundige] (NFI) als deskundige gehoord.
Het hof is van oordeel dat op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzittingen in hoger beroep kan worden vastgesteld dat het ongeluk zich heeft voorgedaan conform hypothese 3, zoals verwoord in het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van 24 augustus 2010, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. Deze hypothese houdt als scenario in dat de Citroën, met de verdachte als bestuurder, en de Dacia voorafgaande aan het ongeval beide in de richting van [geboorteplaats] reden, dat de Citroën op enig moment achterop de Dacia is gebotst en dat de Dacia daardoor op de rijstrook van het tegemoetkomende verkeer is gekomen en op de op die rijstrook rijdende Renault is gebotst.
Ten aanzien van de vraag naar de rijsnelheid van de Citroën en het rijgedrag van de verdachte overweegt het hof als volgt.
Uit de stukken in het dossier en meer in het bijzonder uit het rapport van 6 juni 2014 (p.14) van ir. [deskundige] blijkt dat de rijsnelheid van de Citroën enkel kan worden vastgesteld aan de hand van de uit de airbagregeleenheid van de Dacia afkomstige gegevens over de gereden snelheid van de Dacia. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de registratie van de snelheidsverandering, welke door inwendige sensoren in de airbagregeleenheid wordt gemeten en de registratie van de rijsnelheid, welke meting elders in de auto wordt verricht en via bedrading aan de airbagmodule wordt aangeboden.
Ten aanzien van de registratie van de
snelheidsveranderingis in het door het NFI verrichte onderzoek gebruik gemaakt van de airbagregeleenheid uit de onderhavige Dacia. Daaruit blijkt dat die registratie binnen een geringe marge correct was. Ten aanzien van de registratie van de
rijsnelheidis de nauwkeurigheid van het snelheidssignaal getoetst bij een vergelijkbare Dacia omdat de betrokken Dacia niet meer beschikbaar was. Op grond van die waarnemingen is een nauwkeurigheid aan te nemen van 0-10% en wel zodanig dat de werkelijke snelheid lager is dan de geregistreerde snelheid.
In zijn conclusie in zijn rapport overweegt ir. [deskundige] dat de snelheid van de betrokken Citroën ten tijde van het ongeval uitgaande van scenario 3 op betrouwbare wijze kan worden berekend op grond van het natuurkundig beginsel van behoud van impuls. Het resultaat van die berekening is een ondergrens van 113 km/uur en een indicatieve bovengrens van 142 km/uur. Daarbij past echter de kanttekening dat dit resultaat slechts geldt voor zover zowel de geregistreerde snelheidsvermeerdering als de geregistreerde snelheid van de Dacia correct zijn.
Ten aanzien van de
snelheidsveranderingzijn de resultaten betrouwbaar. Ten aanzien van de
rijsnelheidis ir. [deskundige] nagegaan wat de invloed zou zijn van een voorstelbare storing, in de zin van het wegvallen van het signaal door een defect aan de sensor of een onderbreking of kortsluiting in de bedrading. Uit dit onderzoek blijkt dat geen sprake is geweest van een langdurig wegvallend snelheidssignaal. Of sprake kan zijn geweest van een eenmalig kortstondig wegvallend snelheidssignaal dat kan leiden tot een verhoging van de gemeten rijsnelheid of van een veelvuldig kortstondig wegvallend signaal waardoor continu ( veel) te hoge snelheden worden berekend, valt echter, nu de ongevals-Dacia niet kan worden onderzocht op bijvoorbeeld een versleten stekkerverbinding, niet meer te controleren zodat niet onomstotelijk is vast te stellen of er bij de ongevalsauto sprake was van een (on)betrouwbaar snelheidssignaal.
Nu de geregistreerde
rijsnelheidvan de Dacia zoals hiervoor overwogen, niet meer kan worden gecontroleerd, kan naar het oordeel van het hof met onvoldoende mate van zekerheid worden vastgesteld wat de snelheid is geweest van Citroën ten tijde van het ongeval. Het hof betrekt bij dit oordeel het feit dat de overige zich in het dossier bevindende stukken geen enkele informatie verschaffen over de mogelijk door de bestuurder van de Dacia en de verdachte gereden snelheid en dat de beoordeling daarvan derhalve uitsluitend kan worden gebaseerd op de – hiertoe niet toereikende – technische gegevens.
Als gevolg daarvan kan evenmin op objectieve wijze worden vastgesteld of de verdachte vóór de botsing onvoldoende afstand tot de Dacia heeft bewaard. Het enkele feit dat er een botsing heeft plaatsgevonden, is daarvoor onvoldoende.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat de aan de verdachte verweten gedragingen met onvoldoende zekerheid kunnen worden vastgesteld en acht het hof de schuld van de verdachte aan het ongeval niet buiten gerede twijfel. Het hof zal de verdachte om die reden vrijspreken van de haar primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. I.H.M. van Asperen de Boer - Delescen en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. S.M. van Zanten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 maart 2015.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten te staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[....]