Uitspraak
[appellant sub 2],
[appellante sub 3],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte die door appellanten, huurders van een wasserij, is gesloten met de verhuurster. De huurders hebben in hoger beroep beroep gedaan op de ontbinding van de huurovereenkomst, omdat de benodigde gasaansluiting voor de exploitatie van de wasserij ontbrak. De kantonrechter had eerder de vorderingen van de huurders afgewezen en die van de verhuurster grotendeels toegewezen. De huurders stelden dat het gehuurde voor hen geen gebruikswaarde had, omdat gaslevering essentieel was voor hun bedrijfsvoering. De verhuurster betwistte dat zij tekortgeschoten was in haar verplichtingen en stelde dat de huurders zelf onderzoek hadden moeten doen naar de geschiktheid van het gehuurde voor hun doeleinden.
Het hof oordeelde dat de verhuurster niet aansprakelijk was voor het ontbreken van de gasaansluiting, omdat zij niet had gegarandeerd dat het gehuurde geschikt was voor de exploitatie van een wasserij. De huurders hadden zelf moeten onderzoeken of het pand aan hun eisen voldeed. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij de huurders in de kosten van het geding in appel werden veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van huurders om de geschiktheid van een gehuurde ruimte voor hun specifieke bedrijfsvoering te verifiëren.