ECLI:NL:GHAMS:2015:853

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
23-002954-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen door Hawalabankieren zonder gerechtvaardigd vermoeden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van witwassen in de periode van 1 mei 2011 tot en met 3 augustus 2011, waarbij aanzienlijke geldbedragen in beslag waren genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte optrad als informeel bankier, een zogenaamde Hawala-bankier, en dat de specifieke werkwijze van Hawala-bankieren in dit geval meebracht dat er geen gerechtvaardigd vermoeden van witwassen was. Het hof oordeelde dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de verdachte zich bezig hield met witwassen. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg, maar het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de bewaring van de in beslag genomen geldbedragen gelast ten behoeve van de rechthebbende. Het hof concludeerde dat er geen bewijs was dat de in beslag genomen geldbedragen afkomstig waren van enig misdrijf, en dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het primair en subsidiair ten laste gelegde.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002954-12
Datum uitspraak: 11 maart 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-710142-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 augustus 2013 en 25 februari 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 3 augustus 2011, te Abcoude en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, al dan niet vanuit het [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], gevestigd [adres 2] te Amsterdam, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (telkens) een of meer voorwerpen, te weten in ieder geval:
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 289.880,-- euro en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 229.185,-- euro en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 23.110,-- euro en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 100.580,05 euro en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 149.475,-- euro en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 2.425,-- euro en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 260,-- Engelse ponden en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 2.100,-- Engelse ponden en/of
* een of meer tas(sen) met al dan niet onbekend gebleven geldbedrag(en);
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van de/het voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 3 augustus 2011, te Abcoude en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, al dan niet vanuit het [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], gevestigd [adres 2] te Amsterdam, toen en aldaar (telkens) een of meer voorwerpen, te weten in ieder geval:
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 289.880,-- euro en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 229.185,-- euro en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 23.110,-- euro en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 100.580,05 euro en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 149.475,-- euro en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 2.425,-- euro en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 260,-- Engelse ponden en/of
* een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 2.100,-- Engelse ponden en/of
* een of meer tas(sen) met al dan niet onbekend gebleven geldbedrag(en);
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van de/het voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt ten aanzien van de vraag of het ten laste gelegde al dan niet bewezen kan worden dan de rechtbank.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Bespreking verweer tot bewijsuitsluiting
De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende verdenking bestond tegen de verdachte om een doorzoeking van diens woning te rechtvaardigen. Het betreft een onherstelbaar vormverzuim, dat verdachte direct raakt. Door het optreden van het opsporingsteam, het binnentreden ter zoeking, is een belangrijk rechtsbeginsel in ernstige mate geschonden, zodat wat bij die gelegenheid werd aangetroffen moet worden uitgesloten van het bewijs.
Nu dit op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering gebaseerde beroep niet voldoet aan de eisen die moeten worden gesteld aan een verweer op de voet van deze bepaling, laat het hof een inhoudelijke bespreking daarvan achterwege (vgl. HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533, rov. 3.7). Het hof ziet geen gronden voor uitsluiting van het bewijs van wat bij gelegenheid van de doorzoeking van de woning van de verdachte is aangetroffen.
Vermoeden van witwassen
Op 3 augustus 2011 werd bij de doorzoeking van de woning van de verdachte het navolgende aangetroffen.
In de huiskamer zijn drie plastic tassen aangetroffen waarin pakketten geld waren verpakt. Op de pakketten werden briefjes aangetroffen. In de plastic tas met een Albert Heijnlogo zat in totaal
€ 289.880,00 verpakt, in de tas met het logo van Dirk van den Broek zat een bedrag van
€ 229.185,00 verpakt en in de tas met het logo van C1000 zat € 23.110,00.
In de huiskamer stond tevens een zwarte tas waarin een bedrag van € 100.580,05 was verpakt.
In een kluis in de woonkamer zijn bedragen van € 149.475,00 en £ 2.100,00 aangetroffen. In die kluis werd tevens administratie aangetroffen die vermoedelijk betrekking had op ondergronds bankieren.
In een ladekast in een slaapkamer zijn bedragen van € 2.425,00 en £ 260,00 gevonden. In dezelfde slaapkamer werden in een heuptasje administratieve bescheiden aangetroffen die vermoedelijk betrekking hadden op ondergronds bankieren.
In een andere slaapkamer werd een geldtelmachine aangetroffen.
Het hof stelt in de eerste plaats vast dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd van het van enig concreet misdrijf afkomstig zijn van de geldbedragen die onder de verdachte in beslag zijn genomen. Gelet op de voorliggende beschuldiging van witwassen dient het hof daarom te beoordelen of er op grond van de feiten en omstandigheden zoals daarvan uit dit dossier blijkt, sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, op grond waarvan van de verdachte verlangd mag worden dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld die niet zo onwaarschijnlijk is dat zij zonder meer terzijde kan worden geschoven.
Het hof komt tot het oordeel dat dit niet het geval is. Uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van het hof worden geconcludeerd dat de verdachte optrad als informeel bankier
- een zogenoemde Hawala-bankier - en het in beslag genomen geld uit dien hoofde voorhanden heeft had om daarmee te bankieren. Gelet daarop en op de specifieke werkwijze van Hawala-bankieren is het enkele voorkomen van omstandigheden zoals hier aan de orde - wat er ook zij van een verschijningsvorm die doet denken aan voorbeelden uit de reeks witwas-typologieën - in dit geval onvoldoende om daaraan een gerechtvaardigd vermoeden te ontlenen dat de verdachte zich bezig hield met witwassen. Nu het dossier overigens geen op witwassen duidende aanwijzingen bevat die niet door verdachtes werkzaamheden als Hawala-bankier (kunnen) worden verklaard, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

Beslag

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedragen verbeurd worden verklaard.
Namens de verdachte is gesteld dat de gelden die in zijn woning zijn aangetroffen, niet van hem zijn.
Het hof zal de bewaring van de in beslag genomen geldbedragen gelasten ten behoeve van de rechthebbende.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. Geld Euro (VE.01.01.001.001) 100.535,00 + 45,21 euro = 100.580,21 euro
2 Geld Euro (VE.01.03.001.001) 229.185 euro
3 Geld Euro (VE.01.03.001.001) 23.110 euro
4 Geld Euro (VE.01.03.003.001) 289.880 euro
5 Geld Euro (VE.02.01.002) 149.475 euro
6 Geld Euro (4116030) 2.425 euro
7 Geld buitenlands (4116043) 260 Engelse ponden
8 Geld buitenlands (4123451) 2100 Engelse ponden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P. Greve en mr. R.C.P. Haentjens, in tegenwoordigheid van
mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 maart 2015.
Mr. R.C.P. Haentjens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]