ECLI:NL:GHAMS:2015:807

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
200.140.053/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging van het onderzoeksbudget in een enquêteprocedure

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2015 een beschikking gegeven inzake de verhoging van het onderzoeksbudget in een enquêteprocedure tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Energie Concurrent B.V. De verzoekers, aangeduid als [A] c.s., hebben een verzoek ingediend om het onderzoeksbudget te verhogen van € 50.000 naar € 140.000, exclusief BTW. Dit verzoek is gedaan door de onderzoeker, P.V. Eijsvoogel, die aangaf dat de informatievergaring meer tijd in beslag nam dan aanvankelijk gedacht, mede door een gebrek aan een centrale administratie bij Energie Concurrent.

De Ondernemingskamer heeft eerder, op 9 en 21 juli 2014, een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Energie Concurrent over de periode vanaf 10 maart 2011. In de beschikking van 5 maart 2015 is de Ondernemingskamer ingegaan op de argumenten van de belanghebbenden [J] c.s., die het verzoek van de onderzoeker betwistten. Zij stelden dat de verhoging van het budget niet gerechtvaardigd was en dat de onderzoeker eerder had aangegeven binnen het oorspronkelijke budget te willen blijven.

Na beoordeling van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen, concludeerde de Ondernemingskamer dat de onderzoeker voldoende inzicht had gegeven in de kosten van de werkzaamheden en dat de verhoging van het budget niet onredelijk was. De Ondernemingskamer heeft daarom het verzoek van de onderzoeker ingewilligd en het maximale bedrag voor het onderzoek verhoogd naar € 140.000, met de bepaling dat de kosten ten laste komen van Energie Concurrent. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.140.053/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 5 maart 2015
inzake
1. de besloten vennootschap met bepekte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....],
2.
[B],
wonende te [....],
3.
[C],
wonende te Haarlem,
4.
[D],
wonende te [....],
5.
[E],
wonende te [....],
6.
[F],
wonende te Nieuwerkerk aan den IJssel,
7.
[G],
wonende te [....],
8.
[H],
wonende te [....],
VERZOEKERS,
advocaat:
mr. P.J. van der Korst, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENERGIE CONCURRENT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. S.C.M. van Thielen
mr. R.Q. Potter, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

1.[J],

wonende te [....],
advocaat:
mr. K. Rutten,kantoorhoudende te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[K],
gevestigd te [....],
advocaat:
mr. K. Rutten,kantoorhoudende te Utrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROENE ENERGIE ADMINISTRATIE B.V.,
handelend onder de naam
Greenchoice,
gevestigd te Rotterdam,
advocaten:
mr. A.N. Stoopen
C.J. Scholten, kantoorhoudende te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO CONSUMENTEN B.V..
gevestigd te [....],
advocaten:
mr. R.B. Gerretsenen
mr. B.F. Assink, kantoorhoudend te [....],
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APPELDOORN B.V.
gevestigd te Strijen,
niet verschenen,
6.
Jacob Robbert BLIEK,
wonende te [....],
in persoon verschenen,
BELANGHEBBENDEN.

1.Het verloop van het geding

1.1
Verzoekers zullen hierna worden aangeduid als [A] c.s., verweerster als Energie Concurrent en belanghebbenden 1 en 2 gezamenlijk als [J] c.s.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 9 en 21 juli 2014 in deze zaak.
1.3
Bij die beschikkingen heeft de Ondernemingskamer, voor zover thans van belang, een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Energie Concurrent over de periode vanaf 10 maart 2011, P.V. Eijsvoogel benoemd tot onderzoeker, het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 50.000 (exclusief BTW), alsmede bij wijze van onmiddellijke voorzieningen [K] geschorst als bestuurder van Energie Concurrent en T.J.M. Lenders benoemd tot bestuurder van Energie Concurrent.
1.4
Bij verzoekschrift (met bijlage) van 6 februari 2015 heeft mr. P.J.F. Huizing, advocaat te Amsterdam, namens de onderzoeker verzocht om het onderzoeksbudget te verhogen naar
€ 140.000 (exclusief BTW).
1.5
De secretaris van de Ondernemingskamer heeft partijen bij brief van 11 februari 2015 in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over voormeld verzoek van de onderzoeker.
1.6
Bij brief van 19 februari 2015 heeft mr. Rutten namens [J] c.s. de Ondernemingskamer verzocht dit verzoek af te wijzen, althans het onderzoeksbudget te maximeren op € 125.000 (exclusief BTW) en daarbij te bepalen dat nadere verhogingsverzoeken niet zullen worden gehonoreerd.
1.7
Bij brief van 20 februari 2015 heeft mr. Van der Korst laten weten dat [A] c.s. geen bezwaar hebben tegen het verzoek van de onderzoeker.
1.8
Bij brief van 23 februari 2015 heeft mr. Van Thiel de Ondernemingskamer bericht dat Energie Concurrent zich kan vinden in het verzoek van de onderzoeker tot verhoging van het onderzoeksbudget.

2.De gronden van de beslissing

2.1
De onderzoeker heeft ter toelichting van zijn verzoek een tussentijdse declaratie aan Energie Concurrent, inclusief gedetailleerde urenspecificatie van alle tot en met 27 januari 2015 verrichte werkzaamheden, overgelegd. Deze specificatie is uitgesplitst naar aard van de werkzaamheden, de persoon die het werk heeft verricht, de daarmee gemoeide tijd en kosten. Deze declaratie sluit op een bedrag van € 48.729 (exclusief BTW). Volgens de onderzoeker heeft het proces van informatievergaring, mede door de afwezigheid van een “centrale, allesomvattende” administratie bij Energie Concurrent, waaronder alle relevante correspondentie tussen bestuur en aandeelhouders, aanzienlijk meer tijd in beslag genomen dan hij vooraf dacht. Met betrekking tot de - na 27 januari 2015 - nog te verrichten werkzaamheden heeft de onderzoeker een begroting overgelegd die is uitgesplitst naar aard van de werkzaamheden, de persoon die het werk zal verrichten, de daarmee gemoeide tijd en kosten, en het toe te passen uurtarief. Deze begroting sluit op een bedrag van € 90.000 (exclusief BTW) voor 306 uren aan werkzaamheden, die bestaan uit het houden van interviews met een aantal betrokkenen, voorbereiding en verslaglegging daarvan, alsmede het opstellen van een concept-verslag, beoordeling en verwerking van commentaar van betrokkenen daarop en het afronden van een definitief verslag.
2.2
[J] c.s. hebben daartegen aangevoerd dat het verzoek van de onderzoeker niet strookt met diens uitlatingen in september 2014 dat de onderzoeker “het als een sport (ziet) binnen het gestelde budget te blijven”, dat het plan van aanpak niet voorziet in een werkwijze die de thans verzochte verhoging van het onderzoeksbudget rechtvaardigt en dat “volstrekt onduidelijk” is waarom verdrievoudiging van het huidige onderzoeksbudget nodig is. De informatievergaring heeft enkel meer tijd gekost voor degenen die de informatie hebben aangeleverd, niet voor de onderzoeker; er is wel degelijk een centrale boekhouding bij Energie Concurrent aanwezig. Tot slot hebben [J] c.s. gesteld dat het door de onderzoeker geschatte honorarium voor de voorbereiding en het houden van interviews voor een te hoog bedrag is begroot. Zo hebben [J] c.s. berekend dat een interview volgens de begroting van de onderzoeker gemiddeld 5,5 uur duurt, terwijl de onderzoeker voor het te houden interview met [J] slechts 4 uur heeft ingepland.
2.3
De Ondernemingskamer is van oordeel dat de onderzoeker door overlegging van een gedetailleerde urenspecificatie van de verrichte werkzaamheden en een begroting van de nog te verrichten werkzaamheden adequaat inzicht heeft verschaft in (de kosten van) die werkzaamheden in het kader van het onderzoek. Daarbij heeft de Ondernemingskamer in aanmerking genomen dat Energie Concurrent zelf heeft geconstateerd dat “de onderzoeker bovenmatig veel tijd heeft moeten besteden en naar verwachting nog zal moeten besteden om de voor zijn onderzoek relevante informatie op tafel te krijgen” en dat er geen sprake was van een “behoorlijk op orde zijnde administratieve organisatie” bij Energie Concurrent. In dat licht zijn de andersluidende verweren van [J] c.s. onvoldoende onderbouwd. Voor zover [J] c.s. beoogd hebben te stellen dat de onderzoeker met diens uitlatingen in september 2014 en/of in zijn plan van aanpak een toezegging heeft gedaan over maximering van het onderzoeksbudget, verwerpt de Ondernemingskamer die stelling nu voormelde toezegging noch uit diens uitlatingen noch uit het plan van aanpak kan worden afgeleid. Het bezwaar van [J] c.s. ten aanzien van de gebudgetteerde tijd voor de interviews met een aantal betrokkenen moet worden verworpen, reeds omdat in de berekening van [J] c.s. de met het houden van een interview gemoeide voorbereidingstijd over het hoofd wordt gezien.
2.4
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.3 is overwogen en nu de Ondernemingskamer het verzochte onderzoeksbudget niet onredelijk voorkomt, zal zij het verzoek van de onderzoeker inwilligen op de hierna te vermelden wijze.

3.De gronden van de beslissing

De Ondernemingskamer:
verhoogt het bedrag dat het bij de beschikking van 9 juli 2014 bevolen onderzoek ten hoogste mag kosten tot € 140.000 (exclusief BTW);
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Energie Concurrent en dat zij ten behoeve van de onderzoeker op zijn verzoek en op de door hem te bepalen wijze (aanvullende) zekerheid dient te stellen voor de betaling van (de verhoging van) dit bedrag;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en drs. P.R. Baart en drs. J. van den Belt, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 5 maart 2015.