ECLI:NL:GHAMS:2015:758

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
6 maart 2015
Zaaknummer
23-001846-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen en medeplichtigheid, veroordeling diefstal d.m.v. braak/inklimming

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met braak en medeplichtigheid aan auto-inbraken. Het hof heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 19 februari 2015. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van identiteitspassen, paspoorten en contant geld uit een woning in Muiden op 15 juni 2012, en meerdere auto-inbraken in Amsterdam tussen 17 en 19 oktober 2012. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de auto-inbraken en sprak de verdachte vrij van deze feiten. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan de woninginbraak in Muiden, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van braak. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de geleden schade door de inbraak.

Uitspraak

parketnummer: 23-001846-13
datum uitspraak: 5 maart 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-660825-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 februari 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2012 te Muiden met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (perceel [adres 2]) heeft weggenomen vijf (Turkse) identiteitspassen en/of twee (verlopen Turkse) paspoorten en/of een overschrijvingsbewijs van personenauto (merk Audi A4, kenteken [kentekennummer]) en/of Rabofoon gegevens (ten name van [benadeelde 1]) en/of een bankpas (Rabobank, ten name van [benadeelde 2]) en/of contant geld (2750 euro) en/of drie spaarpotten (totale inhoud 200 euro) en/of een sleutel van een personenauto (merk Audi A4, kenteken [kentekennummer]) en/of een (gouden) horloge en/of drie (gouden) ringen en/of een (gouden) armband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door met een breekvoorwerp te trachten om de (achter)deur van die woning te forceren en/of een (keuken)raam van die woning in te gooien en/of in te slaan en (vervolgens) via dat (keuken)raam naar binnen te gaan, althans door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2. primair
hij in/of omstreeks de periode van 17 oktober 2012 tot en met 19 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer auto('s) heeft weggenomen
- een navigatiesysteem (merk: Garmin), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of
- een navigatiesysteem (merk: Tomtom) en/of een winkelwagenmunt en/of twee euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of
- een tas (merk: WE) met daarin twee, althans een of meer trui(en) en/of een joggingbroek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] en/of
- een navigatiesysteem en/of een oplaadkabel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] en/of
- een autoradiofrontje en/of een batterij en/of een hoesje en/of zes, althans een of meer Nintendo spel(len) en/of een autolader en/of een navigatiesysteem (merk: Tomtom) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 9] en/of
- een navigatiesysteem en/of een mp3-speler en/of een zonnebril en/of vijftien euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 10] en/of
- een portemonnee en/of een creditcard en/of een of meer pas(sen) en/of twee, althans een of meer zonnebril(len) en/of een geurtje en/of een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 11] en/of
- een Ipod en/of een lifehammer en/of drie euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 12] en/of
- een zonnebril (merk Rayban) en/of een Ipod en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 13],
in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer ruiten van voornoemde auto('s);
2. subsidiair
een onbekend gebleven persoon in of omstreeks de periode van 17 oktober 2012 tot en met 19 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer auto’s heeft weggenomen
- een navigatiesysteem (merk: Garmin), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of
- een navigatiesysteem (merk: Tomtom) en/of een winkelwagenmunt en/of twee euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] en/of
[benadeelde 6] en/of
- een tas (merk: WE) met daarin twee, althans een of meer trui(en) en/of een joggingbroek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] en/of
- een navigatiesysteem en/of een oplaadkabel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] en/of
- een autoradiofrontje en/of een batterij en/of een hoesje en/of zes, althans een of meer Nintendo spel(len) en/of een autolader en/of een navigatiesysteem, (merk: Tomtom) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 9] en/of
- een portemonnee en/of een creditcard en/of een of meer pas(sen) en/of twee, althans een of meer zonnebril(len) en/of een geurtje en/of een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 11] en/of
- een Ipod en/of een lifehammer en/of drie euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 12] en/of
- een zonnebril (merk Rayban) en/of een Ipod en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 13],
in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door
- op de uitkijk te staan en/of
- zijn mededader uit het water te helpen en/of
- zijn mededader met uitkleden te helpen en/of
- een wit tasje op te halen dat was achtergebleven in de parkeergarage en/of
- de politie te belemmeren bij het zich toegang verschaffen tot een schuur van de woning
[adres 3] te Amsterdam, door de klink tegen te houden en/of
- de buit onder zich te houden;
3.
hij in/of omstreeks de periode van 17 oktober 2012 tot en met 19 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto weg te nemen een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 14], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde auto is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) een ruit van voornoemde auto heeft/hebben ingeslagen en/of ingetikt en/of (vervolgens) voornoemde auto heeft/hebben doorzocht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een ander oordeel komt dan de rechtbank ten aanzien van de vraag of alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

Vrijspraak feit 2 primair, feit 2 subsidiair en feit 3

Feit 2 primair en feit 3
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde medeplegen van – kort gezegd – de auto-inbraken (feit 2 primair) en een poging daartoe (feit 3).
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan het volgende worden vastgesteld:
  • de verdachte is met een vriend een garage ingelopen alwaar hij heeft gezien dat die vriend (hierna te noemen de medeverdachte) drie auto-inbraken pleegde en goederen uit de desbetreffende auto’s wegnam;
  • nadat de auto-inbraken waren gepleegd is de medeverdachte in het water gesprongen. De verdachte heeft hem uit het water gehaald en hem geholpen met uitkleden. Daarbij zijn gestolen goederen op een tafel gelegd;
  • de verdachte heeft een tasje met daarin droge kleren voor de medeverdachte opgehaald uit de garage waar de auto-inbraken waren gepleegd;
  • de verdachte is samen met de medeverdachte weggerend en een schuurtje ingevlucht, volgens hem samen met de medeverdachte;
  • toen de verbalisanten voor het schuurtje stonden heeft de verdachte geprobeerd te voorkomen dat zij de deur openden;
  • in het schuurtje waarin de verdachte zich bevond zijn uit de auto’s in de garage gestolen goederen aangetroffen.
Voor het bestaan van een gezamenlijk plan tot het plegen van de auto-inbraken en/of een poging daartoe biedt het vorenstaande onvoldoende aanknopingspunten. Evenmin is met het vorenstaande voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Aan het feit dat de verdachte zich niet heeft gedistantieerd van in ieder geval drie auto-inbraken komt geen grote betekenis toe. Voor het ten laste gelegde medeplegen gaat het erom dat hij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de delicten. Daarvan is niet gebleken. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te kunnen stellen dat het vervolgens naar buiten gaan van de verdachte niet was ingegeven, zoals de verdachte heeft verklaard, door zijn wens zich te distantiëren van hetgeen de vriend aan het doen was. Er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat dit was om op de uitkijk te gaan staan en dat de verdachte dat ook heeft gedaan. De gedragingen van de verdachte zoals hiervoor na het 2e tot en met het 6e gedachtestreepje opgenomen, hebben alle plaatsgevonden nadat de delicten waren voltooid.
Feit 2 subsidiair
Het hof is, eveneens anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de ten laste gelegde medeplichtigheid aan – kort gezegd – de auto-inbraken.
Zoals hierboven overwogen bestaat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte tijdens de auto-inbraken op de uitkijk heeft gestaan. Dat betekent dat de verdachte in ieder geval van dat onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
De overige ondersteunende gedragingen welke onder feit 2 subsidiair zijn ten laste gelegd en waaruit volgens de advocaat-generaal blijkt dat de verdachte medeplichtig is geweest aan het plegen van de auto-inbraken hebben alle plaatsgevonden nadat de auto-inbraken waren gepleegd. Ondersteunende gedragingen die na afloop van het misdrijf zijn verricht vallen buiten het bereik van artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht. art. 48ar NuNu deze gedragingen ook niet duiden op voorafgaande of gelijktijdige betrokkenheid, dient de verdachte eveneens te worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit.

Bewijsoverweging feit 1

De rechtbank heeft ten aanzien van dit feit op de pagina’s 4 en 5 van het vonnis als volgt overwogen:
De rechtbank is met de officier van justitie en anders dan verdachte en zijn raadsvrouw van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte degene is die de ten laste gelegde woninginbraak heeft gepleegd. Er is een bloedspoor van verdachte aangetroffen op een plastic opbergbak die volgens aangeefster door de dader uit het dressoir is gehaald en op de eettafel is neergezet.
De door verdachte gegeven verklaring voor het aantreffen van zijn bloed op de opbergbak, te weten dat hij vier of vijf keer in de woning is geweest, omdat zijn vriend [getuige 2] een relatie had met één van de bewoonsters, namelijk [benadeelde 2], en hij in de woning wel eens een bloedneus heeft gehad, acht de rechtbank gelet op hierna volgende niet aannemelijk.
Verdachte heeft bij de politie in eerste instantie verklaard dat hij nooit in Muiden is geweest en dat een ander zijn bloed in de woning moet hebben achtergelaten [1] . Ter terechtzitting heeft verdachte echter verklaard dat hij vier of vijf keer in de woning is geweest, samen met zijn vriend [getuige 2] en [benadeelde 2]. Verdachte heeft één van die keren een bloedneus in de woning gekregen, maar kan zich niet herinneren wanneer dat is geweest [2] . Getuige [getuige 2] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op de dag van de inbraak samen met verdachte, [benadeelde 2] en een vriendin van [benadeelde 2] in de woning is geweest, dat verdachte die dag een bloedneus in de woning heeft gekregen en dat ze met zijn vieren uit de woning zijn vertrokken. [3] Deze verklaring is echter strijdig met de verklaringen van getuige [getuige 1] en getuige [benadeelde 2]. Getuige [getuige 1] heeft namelijk verklaard dat hij op de dag van de inbraak tussen 14:00 uur en 14:30 uur niet vier, zoals [getuige 2] verklaart, maar twee mensen uit de woning heeft zien komen, een jongen en een meisje. [4] De verklaring van getuige [getuige 1] wordt bevestigd door de verklaring van getuige [benadeelde 2] die bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij vlak voor de inbraak met haar vriend [getuige 2] in de woning is geweest en dat ze samen de woning hebben verlaten. Ook heeft [benadeelde 2] bij de rechter-commissaris verklaard dat zij verdachte niet kent en dat verdachte nooit in de woning is geweest. [5] Verder acht de rechtbank redengevend dat het bloed van verdachte op een plastic opbergbak is aangetroffen waarover aangeefster heeft verklaard dat deze bak normaal gesproken in het dressoir staat. De rechtbank acht het zeer onaannemelijk dat als verdachte een bloedneus in de woning heeft gekregen, zijn bloed op een opbergbak terechtkomt die in een dressoir staat. Noch verdachte noch getuige [getuige 2] geven hiervoor een plausibele verklaring. Dit alles maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de verklaring van verdachte dat zijn bloed als gevolg van een bloedneus op de opbergbak terecht is gekomen, als onaannemelijk terzijde moet worden gesteld. Nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven voor de aanwezigheid van zijn bloed in de woning, acht de rechtbank de diefstal uit de woning door verdachte bewezen.
Het hof sluit zich aan bij deze overweging van de rechtbank en voegt daaraan voor zover nog nodig het navolgende toe.
De raadsvrouw heeft in hoger beroep betoogd dat met de hiervoor weergegeven en door het hof overgenomen overwegingen van de rechtbank onvoldoende is weerlegd dat bloed afkomstig van de bloedneus van de verdachte via een ander persoon op de plastic opbergbak kan zijn terechtgekomen, waardoor in welk geval niet gesproken kan worden van een daderspoor.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Gelet op de hiervoor aangehaalde en overgenomen overwegingen is niet aannemelijk dat de verdachte op de dag van de inbraak voorafgaand aan die inbraak met [benadeelde 2] en [getuige 2] in de woning van de familie [benadeelde 1] is geweest. Daarmee is evenmin aannemelijk dat de verdachte in die woning voorafgaand aan de inbraak een neusbloeding zou hebben gehad en dat uit die bloeding afkomstig bloed op de opbergbak terecht is gekomen.
Wat betreft de kennelijk door de verdediging geopperde mogelijkheid dat de verdachte op een eerdere dag een bloedneus in die woning zou hebben gehad waarvan bloed door een derde zou kunnen zijn overgedragen op de opbergbak, overweegt het hof allereerst dat dat in strijd is met de verklaring van de getuige [getuige 2]. Volledigheidshalve zal het hof zich echter toch over een dergelijk scenario uitspreken.
Bij het door haar gevoerde verweer staat de raadsvrouwe kennelijk ofwel een situatie voor ogen waarbij de opbergbak nadat de verdachte de bloedneus heeft gehad door iemand, niet zijnde de verdachte, uit het dressoir is gehaald en vervolgens op enige plek in de woning in aanraking is gekomen met – kennelijk nog niet volledig opgedroogd – bloed van de verdachte, waarna de bak met daarop het bloedspoor van de verdachte weer in de kast is teruggezet, ofwel een situatie waarbij iemand, niet zijnde de verdachte, dat bloed van elders uit de woning heeft overgebracht op de in het dressoir staande bak. Vervolgens zou de bak met bloedspoor dan – gelet op wat in de aangifte over de normale plek van de opbergbak in huis is gezegd en het hof ziet geen aanleiding daaraan te twijfelen – door de inbreker vanuit het dressoir op de eettafel zijn gezet.
Het hof gaat er van uit, nu het om een opbergbak in een dressoir gaat en noch de verdachte noch [getuige 2] hebben verklaard dat zij zaken in of uit het dressoir hebben gehaald of aangeraakt, dat alleen de bewoners van de woning voor de door de verdediging geopperde overdracht in aanmerking komen. Gelet daarop en gelet op de verklaringen die in deze zaak zijn afgelegd ziet het hof geen begin van aannemelijkheid voor de suggestie dat een van de bewoners op de een of andere manier ergens in de woning met het bloed van de bloedneus van een bezoeker besmeurd is geraakt en vervolgens dat bloed heeft overgebracht op de opbergbak in het dressoir. Evenmin is aannemelijk dat een van de bewoners de bak uit het dressoir heeft gehaald en in het nog niet opgedroogde bloed van een bezoeker heeft gezet en daarna weer terug in het dressoir.
Gelet op het vorenstaande houdt het hof het erop dat het bloed van de verdachte tijdens de inbraak op de opbergbak is terechtgekomen, hetgeen het bloedspoor tot een daderspoor maakt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 juni 2012 te Muiden met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, perceel [adres 2], heeft weggenomen identiteitspassen en paspoorten en een overschrijvingsbewijs van een personenauto, merk Audi A4, kenteken [kentekennummer], en Rabofoon gegevens, ten name van [benadeelde 1], en een bankpas, Rabobank, ten name van [benadeelde 2], en contant geld en spaarpotten en een sleutel van een personenauto, merk Audi A4, kenteken [kentekennummer], en een horloge en drie gouden ringen en een gouden armband, toebehorende aan anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door een keukenraam van die woning in te slaan en via dat keukenraam naar binnen te gaan.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden opgelegd:
  • een meldingsgebod;
  • deelname aan gedragsinterventie;
  • meewerken aan een traject Intensieve Forensische Aanpak of een vergelijkbaar traject van een soortgelijke instelling;
  • beschikken over een structurele dagbesteding in de vorm van werk en/of school. Indien de verdachte geen opleiding volgt of studiefinanciering ontvangt, dient de verdachte mee te werken aan een nader te bepalen (leerwerk)traject bij Dienst Werk en Inkomen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, waarbij dezelfde bijzondere voorwaarden worden opgelegd als de rechtbank Amsterdam heeft gedaan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak. Dit is een ergerlijk feit, dat niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook gevoelens van onrust en onveiligheid, in het bijzonder bij de slachtoffers.
Ten nadele van de verdachte neemt het hof voorts in aanmerking dat de verdachte eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk is veroordeeld, zoals blijkt uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 februari 2015.
Een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, heeft onvoldoende toegevoegde waarde, omdat de voorlopige hechtenis van de verdachte in een andere zaak momenteel is geschorst, aan welke schorsing bijzondere voorwaarden zijn verbonden.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering tot schadevergoeding is als volgt samengesteld.
Vervangen slot auto € 749,99
Vervangen vier paspoorten € 264,00
Vervangen één paspoort € 48,70
Vervangen autopapieren € 31,00
Vernieling dressoir € 293,28
Tapijtreiniging € 30,00
Zwart handtasje met geld erin € 2.750,00
Twee spaarpotten € 200,00
Drie gouden ringen en een gouden armband € 400,00
Goudkleurig mannenhorloge € 50,00
------------- +
Totaal materiële schade in euro’s € 4.816,97
Immateriële schadevergoeding € 250,00
------------- +
Totale materiële en immateriële schade in euro’s € 5.066,97
Voorts heeft de benadeelde partij de kosten van het versneld traject voor het vervangen van vijf Turkse paspoorten gevorderd. Deze kosten bedragen 300,00 Turkse lira.
De benadeelde partij heeft tevens de wettelijke rente gevorderd.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.080,99. Voor het overige is de benadeelde niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 5.202,49. Dit bedrag is als volgt samengesteld.
Vervangen slot auto € 749,99
Vervangen vier paspoorten € 264,00
Vervangen één paspoort € 48,70
Vervangen autopapieren € 31,00
Vernieling dressoir € 146,64
Tapijtreiniging € 30,00
Zwart handtasje met geld erin € 2.750,00
Twee spaarpotten € 200,00
Drie gouden ringen en een gouden armband € 400,00
Goudkleurig mannenhorloge € 50,00
Versneld traject voor vervanging vijf Turkse paspoorten € 135,52
------------- +
Totaal materiële schade € 4.805,85
Immateriële schadevergoeding € 250,00
------------- +
Totale materiële en immateriële schade in euro’s € 5.055,85
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor de vergoeding van het dressoir wordt de vervangingswaarde toegewezen en niet de nieuwwaarde. Het hof stelt de vervangingswaarde van het dressoir vast op de helft van de nieuwwaarde.
Uit de stukken van de benadeelde partij blijkt dat de kosten van het versneld traject voor het vervangen van vijf Turkse paspoorten in augustus 2012 zijn gemaakt (bijlage 9 bij het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces). Bij de omrekening van 300 Turkse lira naar euro’s heeft het hof daarom de wisselkoers op 15 augustus 2012 gebruikt [6] .
De post van € 2.750,00 ter zake van een handtasje met geld daarin kan worden toegewezen, nu deze voldoende is gesteld en onderbouwd aan de hand van bankafschriften waaruit blijkt van contante opnames. Deze post is daartegenover met de enkele opmerking dat deze post desalniettemin door de verdediging als onvoldoende onderbouwd wordt aangemerkt, onvoldoende betwist.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 345,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.266,08. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 455,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 265,99, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1.00 STK Parfum Giorgi Armanis (4394364).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.055,85 (vijfduizend vijfenvijftig euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 4.805,85 (vierduizend achthonderdenvijf euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.055,85 (vijfduizend vijfenvijftig euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 4.805,85 (vierduizend achthonderdenvijf euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
61 (eenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 9] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 14] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P.C. Römer en mr. W.H. van Benthem, in tegenwoordigheid van
mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 maart 2015.
de griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.[....]
2.[....]
3.[....]
4.[....]
5.[....]
6.[....]