In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, betreft het de beëindiging van onmiddellijke voorzieningen die eerder waren getroffen in het kader van het faillissement van Depron Holding B.V. De verzoeksters, Schierstins Beheer B.V. en SAS Investments B.V., hadden eerder een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Depron c.s. aangevraagd. Dit onderzoek werd bevolen op 21 augustus 2014, waarbij ook onmiddellijke voorzieningen werden getroffen, waaronder de schorsing van bestuurders van Depron c.s. en de benoeming van een nieuwe bestuurder.
Op 6 januari 2015 werd door de Rechtbank Roermond faillissement uitgesproken over Depron Holding B.V. De bestuurder, L.M. Rutgers, verzocht de Ondernemingskamer om ontheffing van zijn functie als bestuurder en om de aandelen die hij in beheer had in te trekken. De Ondernemingskamer heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over dit verzoek en de voortzetting van de getroffen onmiddellijke voorzieningen.
Bij de beslissing van 19 januari 2015 heeft de Ondernemingskamer geconcludeerd dat er geen bezwaren waren tegen de opheffing van de getroffen onmiddellijke voorzieningen, mede gezien het faillissement van Depron c.s. De Ondernemingskamer heeft daarom besloten de onmiddellijke voorzieningen bij Depron Holding B.V. te beëindigen, met onmiddellijke ingang. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is gegeven door de voorzitter en de raadsheren van de Ondernemingskamer.