Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken is gebleken dat het contact tussen de man en [kind A] in het verleden enige tijd moeizaam is verlopen. Blijkens het verhandelde ter zitting in hoger beroep is tussen hen inmiddels sprake van een warme band. Tegenover Parlan heeft de man laten zien dat hij openstaat voor hulpverlening en dat hij [kind A] in de toekomst wil ondersteunen. Het cultuurverschil dat tussen de man en [kind A] speelt, is daarbij ook aan de orde gekomen. Tegen die achtergrond is, anders dan de vrouw ter zitting in hoger beroep heeft betoogd, niet aannemelijk dat het cultuurverschil in de toekomst tot moeilijkheden zal leiden. Verder is gebleken dat [kind A] zich goed heeft ontwikkeld, dat zij in staat is zelfstandig te wonen en dat zij op haar netwerk kan terugvallen. Die omstandigheden hebben ertoe geleid dat BJNH, zoals door de gezinsvoogd ter zitting in hoger beroep is verklaard, geen noodzaak ziet tot verdere verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing en dat zij overige hulpverlening voor [kind A] evenmin nodig acht. Daarbij heeft BJNH in aanmerking genomen dat Stichting Maria Magdalena zorgen die in de toekomst mogelijkerwijs ten aanzien van [kind A] rijzen, tijdig kan signaleren. De Raad heeft het standpunt van BJNH ter zitting in hoger beroep onderschreven.
Gezien het voorgaande is genoegzaam aannemelijk geworden dat thans op een wijze in het gezag van [kind A] wordt voorzien die in haar belang is.
Uit de stukken is voorts gebleken dat de ouders een conflictueuze relatie hadden, dat zij niet in staat waren met elkaar te communiceren en belangrijke beslissingen over [kind A] gezamenlijk te nemen en dat zij geruime tijd geen contact met elkaar hebben gehad. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat het contact tussen de ouders weer is hervat, doch dat de invulling van het contact nauwelijks is verbeterd. Uit het raadsrapport is naar voren gekomen dat de man geen vertrouwen in de vrouw heeft, omdat zij haar fouten uit het verleden niet erkent en alleen over het verleden praat. Verder heeft de man, blijkens de beschikking van 31 juli 2013, te kennen gegeven dat de vrouw weliswaar haar best doet, maar dat partijen enorm kunnen botsen. Uit de verklaring van BJNH ter zitting in hoger beroep is verder gebleken dat [kind A] het contact met de vrouw belangrijk vindt, maar dat zij geen verdere betrokkenheid van de vrouw in haar leven wil.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden acht het hof het aannemelijk dat het herstel van de vrouw in het gezag over [kind A], waardoor de vrouw en de man gezamenlijk gezagsbeslissingen over [kind A] zouden moeten gaan nemen, ertoe kan leiden dat [kind A] klem of verloren raakt tussen de ouders.
Het vorenstaande brengt met zich dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
Het hof merkt nog op dat het feit dat de vrouw niet met het gezag over [kind A] is belast, niet wegneemt dat zij als moeder een belangrijke rol speelt in het leven van [kind A] en dat haar betrokkenheid en ondersteuning ook in de toekomst van evident belang voor [kind A] is.