ECLI:NL:GHAMS:2015:639

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2015
Publicatiedatum
2 maart 2015
Zaaknummer
23-002292-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van beschieting van het gerechtsgebouw te Amsterdam met gemeen gevaar voor goederen, poging tot doodslag en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met een antitankbrisantgranaatwerper op het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg te Amsterdam, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van poging tot doodslag op een 17-jarige jongen en verboden wapenbezit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 september 2011 een projectiel heeft afgeschoten op het gerechtsgebouw, wat aanzienlijke schade heeft veroorzaakt. De verdachte heeft ook een vuurwapen gebruikt in een vechtpartij op 4 december 2011, waarbij hij het slachtoffer heeft verwond. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaren, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen. De verdachte is niet ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde feiten waar hij eerder van was vrijgesproken.

Uitspraak

parketnummer: 23-002292-13
datum uitspraak: 27 februari 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 april 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-708127-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Lelystad, te Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 februari 2014, 13 mei 2014, 22 januari 2015, 26 januari 2015, 27 januari 2015 en 13 februari 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 21 september 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), althans een soortgelijk wapen, een projectiel afgeschoten op enig gebouw, te weten (toren E van) het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg te Amsterdam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) goed(eren) te weten toren E van voornoemd gerechtsgebouw en/of het trappenhuis van toren E van voornoemd gerechtsgebouw en/of de in voornoemd gerechtsgebouw aanwezige inventaris en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewaker(s) van voornoemd gerechtsgebouw, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2:
hij op of omstreeks 21 september 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gebouw of een getimmerte, te weten (toren E van) het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg, opzettelijk heeft vernield of beschadigd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), althans een soortgelijk vuurwapen, een projectiel afgeschoten op voornoemd gerechtsgebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) goed(eren) te weten toren E van voornoemd gerechtsgebouw en/of het trappenhuis van toren E van voornoemd gerechtsgebouw en/of de in voornoemd gerechtsgebouw aanwezige inventaris en/of levensgevaar voor een ander of anderen, te weten de bewaker(s) van voornoemd gerechtsgebouw te duchten was;
3 primair:
hij op of omstreeks 21 september 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade (na kalm beraad en rustig overleg) een of meer bewaker(s) van het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg te Amsterdam van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), althans een soortgelijk vuurwapen, een projectiel heeft/hebben afgevuurd op voornoemd gerechtsgebouw, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 september 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer perso(o)n(en), te weten een of meer bewaker(s) van het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg te Amsterdam, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), althans een soortgelijk vuurwapen, een projectiel heeft afgeschoten op het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg te Amsterdam terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4:
hij op of omstreeks 21 september 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een granaatwerper (RBR 64 mm M80 “Zolja”), en/of (daarin) een M80 antitankbrisantgranaatraket, zijnde een of meer wapen(s) en/of munitie van categorie II, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
5:
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2011 tot en met 18 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland een persoon, te weten een portier van beurs- en congrescentrum de RAI te Amsterdam heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde portier dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6:
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2011 tot en met 18 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een (doorgeladen) pistool (merk FN Herstal, model 125) en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en) (kaliber 7.65 mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
7 primair:
hij op of omstreeks 04 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk en met voorbedachten rade (na kalm beraad en rustig overleg) een persoon, te weten [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, éénmaal met een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk wapen/voorwerp, in de borst/buik, in ieder geval in het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7
subsidiair:
hij op of omstreeks 04 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Ferdinand Bolstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en/of een of meer andere(n), welk geweld bestond uit
- het één of meermalen (met gebalde vuist) (met kracht) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam, in ieder geval op/tegen het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- het (met kracht) duwen en/of trekken aan het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag) (met geschoeide voet(en)) het één of meermalen (met kracht) in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam, in ieder geval op/tegen het lichaam, van die [slachtoffer] schoppen en/of trappen en/of
- het éénmaal met een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk wapen/voorwerp, in de borst en/of buik, in ieder geval in het lichaam, van die [slachtoffer] schieten, terwijl het door verdachte (daarbij) uitgeoefende geweld voor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een geperforeerde maag en geperforeerde darmen) ten gevolge heeft gehad;
en/of
hij op of omstreeks 04 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten (een) geperforeerde maag en/of darmen, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet
- één of meermalen (met gebalde vuist) (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam, in ieder geval op/tegen het lichaam, van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen en/of
- ( met kracht) te duwen en/of te trekken aan het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag) (met geschoeide voet(en)) één of meermalen (met kracht) in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam, in ieder geval op/tegen het lichaam, van die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen en/of
- éénmaal met een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk wapen/voorwerp, in de borst en/of buik, in ieder geval in het lichaam, van die [slachtoffer] te schieten;
terwijl het door verdachte (daarbij) uitgeoefende geweld voor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een geperforeerde maag en geperforeerde darmen) ten gevolge heeft gehad;
en/of
hij op of omstreeks 04 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een of meer perso(o)n(en) (te weten[slachtoffer] en/of een of meer andere perso(o)n(en)) een of meermalen
- ( met gebalde vuist) (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam, in ieder geval op/tegen het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- ( met kracht) heeft geduwd en/of getrokken aan het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag) (met geschoeide voet(en)) één of meermalen (met kracht) in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam, in ieder geval op/tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- éénmaal met een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk wapen/voorwerp, in de borst en/of buik, in ieder geval in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten;
8:
hij op of omstreeks 4 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) (een revolver of een pistool of een geweer) van categorie III en/of munitie, te weten een of meer patro(o)n(en) (in het kaliber .38 S&W of .38 Special of .357 Magnum) van categorie III voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
11:
hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 6 januari 2012 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een of meer perso(o)n(en) van het leven te beroven, (telkens) opzettelijk een of meer voorwerpen, te weten:
- een (gestolen) auto (merk Seat en/of voorzien van valse/vervalste nummerplaten) en/of
- een vuurwapen (merk FN, model 35 High Power) en/of
- een of meer patro(o)n(en) (kaliber 9x19mm en/of 7.62x38R en/of 7.65mm) en/of
- een muts en/of
- een jerrycan met inhoud;
kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
12:
hij op of omstreeks 06 januari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer vuurwapen(s) van categorie III, te weten een pistool (merk FN, model 35 High Power) en/of een revolver (merk Nagant) en/of een of meer patroonhouder(s) (merk Fabrique Nationale en/of merkloos/model Uzi) en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en) (kaliber 9x19mm en/of 7.62x38R en/of 7.65mm) voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
13:
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2011 tot en met 06 januari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een auto (merk Seat, type Leon) en/of een of meer kentekenpla(a)t(en) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf (te weten diefstal) verkregen goed(eren) betrof; (Artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
14:
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2011 tot en met 6 januari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging meteen ander of anderen, een (motor)scooter (merk Suzuki, type An650a) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of een of meer van zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3, 4, 5, 8, 11, 13 en 14 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Het openbaar ministerie
Door het openbaar ministerie is eveneens onbeperkt hoger beroep ingesteld. De schriftuur bevat geen grieven, behoudens ten aanzien van de ter zake van de feiten 4, 7 en 8 in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Nu geen grieven zijn gericht tegen de in eerste aanleg ten aanzien van de onder 3, 5, 8, 11, 13 en 14 tenlastegelegde feiten gegeven beslissingen tot vrijspraak, de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep heeft medegedeeld dat het beroep niet is gericht tegen voornoemde beslissingen van de rechtbank en ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met enig onderzoek van die feiten zelf, zal het openbaar ministerie gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet ontvankelijk verklaard worden in het ingestelde hoger beroep ten aanzien van die feiten.
Gelet op het voorgaande liggen in hoger beroep de feiten 1, 2, 4, 6, 7 primair en subsidiair, 8 en 12 nog ter beoordeling aan het hof voor.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 4, 6, 7 primair en 12 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaren met aftrek van het voorarrest.
Meer in het bijzonder heeft de advocaat-generaal ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde gesteld dat, overeenkomstig het oordeel van de rechtbank, kan worden bewezen dat levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was voor de in het gerechtsgebouw aanwezige beveiligers, gelet op het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 27 april 2012, nu de beveiligers zich ten tijde van de explosie en inslag in de nabijheid van de plaats van inslag bevonden en derhalve naar algemene ervaringsregels zodanig gevaar voor hen te duchten was. Bovendien was ten aanzien van deze feiten sprake van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] dat ook het medeplegen daarbij kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 7 primair tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal gesteld dat, gelet op de in de jurisprudentie aangescherpte eisen omtrent het begrip ‘voorbedachten raad’, het zeer korte tijdsbestek waarin alle geweldshandelingen zijn verricht en de omstandigheid dat niet is gebleken dat de verdachte voorafgaand aan de geweldshandelingen bedenktijd heeft gehad een contra-indicatie opleveren en derhalve aan een bewezenverklaring van dat onderdeel in de weg staan.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gesteld dat de betrokkenheid van de verdachte bij de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten niet wordt betwist, maar dat anders dan door de advocaat-generaal wordt voorgestaan niet sprake is geweest van situatie waarbij levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was voor de in het gerechtsgebouw aanwezige beveiligers.
Ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde heeft de raadsman aangegeven dat de verdachte heeft bekend degene te zijn geweest die op het slachtoffer [slachtoffer] heeft geschoten, maar dat overeenkomstig hetgeen de advocaat-generaal op dit onderdeel naar voren heeft gebracht, niet kan worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met ‘voorbedachten raad’.
Voorts heeft de raadsman ten aanzien van het onder 12 tenlastegelegde, vrijspraak bepleit van het op 6 januari 2012 voorhanden hebben van het in een tasje in de Seat aangetroffen vuurwapen (pistool van het merk FN, model 35 High Power High Power) en munitie. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen de wetenschap en de beschikkingsmacht van de verdachte ten aanzien van dat vuurwapen niet volgen. Ten aanzien van het overige onder 12 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Overwegingen en oordeel van het hof

Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
Het hof acht met de verdediging en anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank niet bewezen dat bij de beschieting van de toren E van het gerechtsgebouw levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel te duchten was voor de in het gebouw aanwezige beveiligers en overweegt daartoe het volgende.
In artikel 157 aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafrecht is strafbaar gesteld het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is. Om in rechte zodanig gevaar als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar of dit gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest (vgl. HR 17 februari 2009, LJN BG1653, NJ 2009/120).
Uit het NFI rapport van [deskundige] van 27 april 2012 kan worden afgeleid dat voor personen die zich ten tijde van de ontploffing in het trappenhuis van toren E zouden hebben bevonden als gevolg van de effecten van de ontploffing kans op dodelijk letsel zou hebben bestaan. Voor in het trappenhuis aanwezige personen bestond tevens kans op lichamelijk letsel door een schokgolf en hitte en was de kans op gehoorschade zeer groot. In de ruimtes naast het trappenhuis was vooral door rondvliegend glas kans op letsel aanwezig voor personen die zich zouden bevinden op dezelfde verdieping als de inslag direct achter de ruit. Tot slot was kans op letsel aanwezig voor personen die zich ten tijde van de inslag op het trottoir bevonden.
Gebleken is echter dat de beveiligers ten tijde van de ontploffing niet in toren E, maar in de meldkamer gelegen in een andere toren, te weten toren F, aanwezig waren. Niet is gebleken dat er ten tijde van de ontploffing personen in het trappenhuis van toren E, in de ruimtes naast het trappenhuis of op het trottoir aanwezig waren.
Gelet hierop acht het hof niet bewezen dat ten tijde van de ontploffing inderdaad levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was voor de beveiligers of andere personen. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van dat onderdeel van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Voorts acht het hof – anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank – ook het onder 1 en 2 tenlastegelegde medeplegen niet bewezen op grond van het volgende.
Uit de te bezigen bewijsmiddelen volgt dat de medeverdachte [medeverdachte] (hierna steeds: [medeverdachte]) de verdachte op de motorscooter heeft opgehaald, naar het gerechtsgebouw heeft gebracht, tijdens de beschieting, die door de verdachte werd uitgevoerd, onder een tunneltje nabij het gerechtsgebouw op de verdachte heeft gewacht en hem na de beschieting weer op de scooter heeft weggebracht. Hoewel uit deze gedragingen kan worden afgeleid dat [medeverdachte] betrokken is geweest bij de beschieting van het gerechtsgebouw door de verdachte, bestaat het ten laste gelegde medeplegen daarvan in de kern niet uit een gezamenlijke uitvoering. Bij het oordeel of niettemin sprake is van medeplegen is onder meer van belang de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte (vgl. HR 02.12.2014 ECLI:NL:HR:2014:3474). Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan een dusdanige samenwerking of onderlinge taakverdeling tussen de verdachte en [medeverdachte], waarop een bewezenverklaring van medeplegen kan worden gestoeld, niet worden vastgesteld. Evenmin is gebleken dat [medeverdachte] betrokken is geweest bij de voorbereiding, dan wel een wezenlijke rol bij de uitvoering of de afhandeling van het delict heeft gespeeld. [medeverdachte] heeft de beschieting weliswaar gefaciliteerd door als chauffeur voor de verdachte te fungeren, maar dat is onder genoemde omstandigheden niet voldoende voor een bewezenverklaring van de voor medeplegen noodzakelijke nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte zal ook van dit onderdeel van het onder 1 en 2 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde
Het hof is met de verdediging en de advocaat-generaal ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde van oordeel dat gelet op de feiten en omstandigheden die uit de bewijsmiddelen blijken niet kan worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met ‘voorbedachten rade’.
Ten aanzien van het onder 12 tenlastegelegde
Anders dan door de verdediging is bepleit is het hof – evenals de rechtbank – van oordeel dat uit de te bezigen bewijsmiddelen volgt dat de verdachte onder meer het vuurwapen, te weten een pistool van het merk FN, model 35 High Power en de munitie, te weten 10 volmantelpatronen kaliber 7.62x 38 R, die op 6 januari 2012 kort na de aanhouding van de verdachte in een (cross-over)tasje in de Seat Leon zijn aangetroffen, voorhanden heeft gehad. Niet alleen is de verdachte eerder die dag geobserveerd terwijl hij een zelfde cross-overtasje droeg, maar ook is in het betreffende tasje behoudens voornoemd vuurwapen en munitie ook een sleutel aangetroffen van de scooter, waarvan door [medeverdachte] is verklaard dat deze van de verdachte was. Daar komt bij dat de verdachte heeft verklaard over het algemeen een vuurwapen bij zich te dragen en dat hij zich in de Seat bevond, toen het tasje werd aangetroffen. Op grond van deze feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - komt het hof tot het oordeel dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in het tasje en daarover ook de beschikkingsmacht heeft gehad, zodat het onder 12 tenlastegelegde ook op deze onderdelen bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 6, 7 primair, 8 en 12 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 21 september 2011 te Amsterdam, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80) een projectiel afgeschoten op het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg te Amsterdam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten toren E van voornoemd gerechtsgebouw en het trappenhuis van toren E van voornoemd gerechtsgebouw en de in voornoemd gerechtsgebouw aanwezige inventaris te duchten was;
2:
hij op 21 september 2011 te Amsterdam, het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg opzettelijk heeft beschadigd, immers heeft verdachte opzettelijk met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80) een projectiel afgeschoten op voornoemd gerechtsgebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten toren E van voornoemd gerechtsgebouw en het trappenhuis van toren E van voornoemd gerechtsgebouw en de in voornoemd gerechtsgebouw aanwezige inventaris te duchten was;
4:
hij op 21 september 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een granaatwerper (RER 64 mm M80 “Zolja”) en daarin een M80 antitankbrisantgranaatraket, zijnde een wapen en munitie van categorie II, voorhanden heeft gehad;
6:
hij in de periode van 17 december 2011 tot en met 18 december 2011 te Amsterdam, een wapen van categorie III, te weten een doorgeladen pistool (merk FN Herstal, model 125) en munitie van categorie III, te weten patronen (kaliber 7.65 mm), voorhanden heeft gehad;
7 primair:
hij op 4 december 2011 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet eenmaal met een vuurwapen in de borst/buik van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8:
hij op 4 december 2011 te Amsterdam, een wapen (een revolver) van categorie III en munitie, te weten een patroon (in het kaliber .38 S&W of .38 Special of .357 Magnum) van categorie III voorhanden heeft gehad;
12:
hij op 6 januari 2012 te Amsterdam, vuurwapens van categorie III, te weten een pistool (merk FN, model 35 High Power) en een revolver (merk Nagant) en patroonhouders (merk Fabrique Nationale en merkloos/model Uzi) en munitie van categorie III, te weten patronen (kaliber 9x19mm en 7.62x38R en 7.65mm) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 2, 4, 6, 7 primair, 8 en 12 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 4, 6, 7 primair, 8 en 12 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
een gebouw opzettelijk beschadigen, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 7 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 8 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 12 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 4, 6, 7 primair, 8 en 12 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 6, 7 primair en 12 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 4, 6, 7 primair, 8 en 12 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 15 jaren gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 21 september 2011 een antitankbrisantgranaatraket afgeschoten op het gebouw van de rechtbank te Amsterdam. Dit heeft aanzienlijke materiële schade opgeleverd. Waarom de verdachte het gebouw van de rechtbank te Amsterdam met een antitankbrisantgranaatraket heeft beschoten, is onduidelijk gebleven. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep over de achtergrond van de beschieting niet meer aangegeven dan dat deze beschieting voor hem werk was en dat hij ervoor betaald kreeg. Over wie zijn opdrachtgever(s) was/waren heeft de verdachte geen openheid van zaken gegeven. Verontrustend is dat de verdachte ter terechtzitting de beschieting als een ‘mooie daad’ heeft betiteld en daaraan toevoegde dat hij ‘het morgen zo weer zou doen’. Van enig inzicht dan wel spijt ten aanzien van zijn handelen is het hof niets gebleken. De beschieting van een gerechtsgebouw met een oorlogswapen getuigt onmiskenbaar van een minachting van de rechtsstaat en de instituties die daar deel van uitmaken. De uitlatingen van de verdachte ter terechtzitting worden door het hof ook in de laatste zin begrepen.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op de destijds 17-jarige [slachtoffer]. De verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] waren onbekenden van elkaar en zijn elkaar ’s nachts in het uitgaansleven in Amsterdam toevallig tegengekomen. Op straat tussen het uitgaanspubliek is zonder noemenswaardige aanleiding een vechtpartij tussen verdachte, diens vrienden en [slachtoffer] ontstaan, waarbij fors geweld is toegepast op [slachtoffer]. Op het moment dat de vechtpartij ten einde was en [slachtoffer] weerloos op de grond lag, heeft de verdachte een vuurwapen tevoorschijn gehaald en daarmee van korte afstand op [slachtoffer] geschoten. [slachtoffer] heeft het incident ternauwernood overleefd. De toevallige omstanders waren geschokt en het schieten op [slachtoffer] heeft een diepe indruk op hen gemaakt. De gevolgen voor [slachtoffer] zijn groot. Hij heeft blijvende lichamelijke klachten aan het schietincident overgehouden en ook psychische gaat hij nog steeds gebukt onder hetgeen hem is aangedaan.
De verdachte heeft zich met het schieten op [slachtoffer] schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, die gelet op de wijze waarop en de omstandigheden waaronder deze werd uitgevoerd doet denken aan een koelbloedige executie. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte zich over het incident uitgelaten in de zin dat het schieten op [slachtoffer] ‘niet professioneel was en slecht voor zijn professionele reputatie’. Van enig inzicht over de strafwaardigheid van het feit danwel spijt jegens [slachtoffer] heeft de verdachte geen enkel blijk gegeven.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij gedurende zijn detentie in 2011 een testosteronkuur heeft gevolgd, hetgeen naar zijn zeggen tot gevolg had dat hij na zijn vrijlating in augustus 2011 in een verhoogde staat van agressiviteit verkeerde. Wat daar ook van zij, een en ander heeft de verdachte er kennelijk niet toe bewogen af te zien van het dragen en voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. Integendeel, ook na het schieten op [slachtoffer] heeft de verdachte op 18 december 2011 en 6 januari 2012 wederom een vuurwapen bij zich gedragen. Voorts is op 6 januari 2012 bij gelegenheid van een doorzoeking in de woning van de verdachte een vuurwapen en verschillende munitie aangetroffen.
De verdachte heeft zich aldus in een korte tijd schuldig gemaakt aan diverse zeer ernstige strafbare feiten. Voorts heeft het hof in strafverzwarende zin meegewogen dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie van 5 januari 2015 in het verleden eerder voor geweld gerelateerde delicten en voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie is veroordeeld tot forse gevangenisstraffen. Kennelijk hebben die eerdere veroordelingen op de verdachte geen indruk gemaakt. De verdachte heeft verder op geen enkele wijze meegewerkt aan een onderzoek naar zijn persoon. Verdachte wordt dan ook geacht in zijn handelen volledig toerekeningsvatbaar te zijn.
Het hof moet bij het bepalen van de straf – met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht – rekening houden met de gelijktijdige veroordeling van de verdachte bij arrest van dit gerechtshof in de zaak Lampion met parketnummer 23-001577-13 en de veroordeling van de verdachte bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2014, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden respectievelijk 2 maanden.
Gelet hierop – in samenhang bezien met het bepaalde in de artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht – kan in deze zaak wettelijk geen hogere straf dan 15 jaren gevangenisstraf worden opgelegd. Naar het oordeel van het hof rechtvaardigen de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan – met name ten aanzien van de poging tot doodslag op [slachtoffer] – zonder meer het opleggen van een gevangenisstraf van die duur.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 15 jaren passend en geboden.

Beslag

Verbeurdverklaring
Het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de in beslag genomen en aan de verdachte toebehorende zwarte vuilniszakken. Het hof zal deze nog niet teruggegeven vuilniszakken daarom verbeurd verklaren.
Onttrekking aan het verkeer
Het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten (een onderdeel van) antitankwapen en een riem (draagriem antitankwapen). Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (Rijksgebouwendienst)

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 40.169,77. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De schadevergoedingsmaatregel beoogt de strafrechtelijke positie van het slachtoffer te versterken, doordat de Staat namens het slachtoffer zal overgaan tot het innen van de schadevergoeding. Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is echter de Rijksgebouwendienst en derhalve de Staat zelf het slachtoffer. Gelet daarop ziet het hof aanleiding af te zien van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals ook door de verdediging is verzocht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.865,35. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 9.269,59. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 7 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 9.684,59. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor een gedeelte van deze schade, groot € 2.681,25, is de verdachte samen met zijn mededaders tot vergoeding van die schade gehouden.
Ten aanzien van de overige kosten, te weten € 49,- aan kledingkosten en € 131,76 aan reiskosten in verband met ziekenhuisopname is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken, dat die door de benadeelde partij zijn geleden als rechtstreeks gevolg van het onder 7 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 55, 57, 63, 157, 170 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 primair en subsidiair, 4, 5, 11, 13 en 14 ten laste gelegde.
Verklaart officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 primair en subsidiair, 5, 11, 13 en 14 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 6, 7 primair, 8 en 12 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 4, 6, 7 primair, 8 en 12 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- twee zwarte vuilniszakken.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • (een onderdeel van) een antitankwapen
  • een riem (draagriem antitankwapen).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (Rijksgebouwendienst)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1](Algemeen Directeur Rijksgebouwen) ter zake van het onder 1, 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 40.169,77 (veertigduizend honderdnegenenzestig euro en zevenenzeventig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 7 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 9.684,59 bestaande uit € 1.684,59 (duizend zeshonderdvierentachtig euro en negenenvijftig cent) materiële schade en € 8.000,00 (achtduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van een gedeelte van voormeld bedrag, groot € 2.681,25 is de verdachte met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van
€ 9.684,59 (negenduizend zeshonderdvierentachtig en negenenvijftig cent) bestaande uit € 1.684,59 (duizend zeshonderdvierentachtig euro en negenenvijftig cent) materiële schade en € 8.000,00 (achtduizend euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
83 (drieëntachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt ten aanzien van een gedeelte van voormeld bedrag, groot € 2.681,25, dat indien en voor zover de mededader van de verdachte een voormeld bedrag heeft betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van
mr. N.J. Ros, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 februari 2015.
=========================================================================