Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klaagster, die zich beklaagde over de handelwijze van de notaris, op 4 september 2014 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 1 juli 2014. De kamer had klaagster in haar klacht tegen de notaris op twee onderdelen niet-ontvankelijk verklaard en de klacht voor het overige ongegrond verklaard. Klaagster stelde dat de notaris had moeten overdragen aan een ander kantoor nadat zij en haar echtgenoot het vertrouwen in het kantoor hadden opgezegd. De notaris had echter moeder doorverwezen naar een advocaat, wat leidde tot een kostbare en onnodige rechtsgang. Het hof heeft de zaak behandeld op 22 januari 2015, waarbij de notaris aanwezig was, maar klaagster niet. Het hof oordeelde dat klaagster niet-ontvankelijk was in haar hoger beroep, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De beroepstermijn eindigde op 1 augustus 2014, maar het beroepschrift kwam pas op 4 september 2014 binnen. Klaagster had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Het hof verklaarde klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 1 juli 2014.