Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
zetelend te Amsterdam,
1.Het procesverloop
2.Feiten
De Samenwerkingsovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
Artikel 1 Definities(...)Bouwrijp makenHet geschikt maken van de gronden in het Plangebied voor verdere inrichting en bebouwing, omvattende in hoofdzaak de navolgende werkzaamheden: sloop van te verwijderen opstallen c.q. bovengrondse en ondergrondse obstakels, terreinophoging, aanleg van de riolering en aanleg van bouwwegen, aanleg van kabels en leidingen vereist voor nutsvoorzieningen en dergelijke, aanleg van wegen en voorzieningen terzake van infrastructuur met inbegrip van alle eventueel noodzakelijke aansluitingen van wegen, waterlopen en rioleringen in het Plangebied op wegen, waterlopen en rioleringen buiten het Plangebied.(...)
2.9 Intussen had [appellante] vanaf mei 2008 een aantal wijzigingen op het bouwplan voor het Zotel in voorbereiding, de zogeheten Optimalisaties. Op 26 november 2008 heeft [appellante] ten behoeve van deze Optimalisaties een wijziging op het bouwplan aangevraagd. De Optimalisaties zijn door [appellante] met het AMC besproken op 9 december 2008.
Wat betreft het bouwrijp maken van het betreffende perceel kan ik u inmiddels als volgt berichten.
"(...)Ik ben nog in afwachting van de opgave door het AMC van een aantal ontbrekende gegevens, zoals berekening en hoogte canon, kadastrale aanduiding en afmeting van het perceel en een situatieschets. Aan de hand van die gegevens dient de akte nog nader te worden ingevuld.(...)Eerst na ontvangst van de opgave van de hoogte van de canon kan ik de nota's van afrekening voor partijen opstellen (...)Ik ga er daarbij vanuit dat er geen hypothecaire financiering plaatsvindt ten tijde van de uitgifte; een hypotheekakte kan niet op basis van een onderhandse volmacht worden gepasseerd.(...)In de onderliggende samenwerkingsovereenkomst lees ik dat [appellante] uiterlijk op de datum van het passeren van de akte een bankgarantie dient te hebben gesteld."
"Over nadere stukken of een bevestiging daaromtrent beschik ik echter (nog) niet. Ik heb uw vragen terzake – alsook uw opmerkingen over de leveringsdatum – doorgeleid aan de heer [Y] van het AMC. Daarbij heb ik tevens nogmaals aangedrongen op aanlevering van de ontbrekende gegevens in de akte.De heer [Y] heeft toegezegd thans binnen 14 dagen met een reactie casu quo gegevens te komen.Zodra ik die ontvang stel ik u daarvan uiteraard op de hoogte. (…)"
"(…) Tussen het AMC en cliënte ([appellante]) is vastgelegd dat uiterlijk op 24 september 2009 de uitgifte in ondererfpacht van het perceel grond waarop het door cliënte ontwikkelde zotel/hotel zal worden gerealiseerd, zal plaatsvinden en wel in bouwrijpe staat.In de e-mail van mijn kantoorgenoot (…) van 7 juli 2009 is aan uw raadsman (…) meegedeeld (en bevestigd) dat de levering in bouwrijpe staat op 24 september 2009 zal plaatsvinden. De datum van 24 september 2009 is als fatale datum aangemerkt. Zekerheidshalve sluit ik een afschrift van die e-mail van 7 juli 2009 hierbij nog in (bijlage).(…)Hoewel reeds afdoende is vastgelegd dat de datum van 24 september 2009 als een fatale datum moet worden aangemerkt (reeds eerder zijn de rechten voorbehouden ten aanzien van de te laattijdige aanlevering van de concept akte om de levering op 24 september a.s. te kunnen laten plaatsvinden), en AMC bij monde van de heer [Y] bovendien reeds heeft aangegeven niet respectievelijk niet tijdig te zullen presteren (waardoor een sommatie overbodig is), sommeer ik AMC hierbij - voor zoveel nodig - om haar leveringsverplichting op 24 september a.s. (terzake van de levering van de grond in ondererfpacht en in bouwrijpe staat) na te komen, bij gebreke waarvan het AMC in verzuim zal zijn en cliënte die maatregelen zal nemen die zij alsdan noodzakelijk acht. Voorzoveel nodig dient u deze brief tevens als ingebrekestelling aan te merken. (…)"
3.Beoordeling
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen is het hoger beroep van [appellante] gericht.
grief 1maakt [appellante] bezwaar tegen de vaststelling in 2.8 van het bestreden vonnis, dat de Optimalisaties op 9 december 2009 zijn besproken door [appellante] en het AMC en de gemeente gezamenlijk en dat de gemeente niet positief bleek te staan ten opzichte van de Optimalisaties. Volgens [appellante] was de gemeente niet aanwezig bij deze bespreking. Het AMC heeft erkend dat dit niet het geval was, zodat het hof de feitenvaststelling op dit punt heeft aangepast. Nu de vaststelling dat de gemeente niet positief bleek te staan ten opzichte van de Optimalisaties in de betreffende overweging, niet begrijpelijk is indien de gemeente niet bij deze bespreking aanwezig was, heeft het hof ook op dit punt de feitenvaststelling aangepast. Het hof overweegt daarbij dat ook niet gebleken is dat het AMC
bij deze besprekingdit standpunt van de gemeente aan [appellante] kenbaar heeft gemaakt.
De grief slaagt derhalve.
grief 3is in r.o. 2.11 van het bestreden vonnis geen juiste weergave opgenomen van het e-mailbericht van de gemeente van 28 mei 2009. Het AMC heeft de inhoud van het e-mailbericht, zoals weergeven in punt 43 van de memorie van grieven, niet betwist, zodat het hof uitgaat van de juistheid daarvan. De feitenvaststelling is op dit punt aangevuld (zie onder 2.14).
Voorts staat vast dat [appellante] op dat moment - juli 2009 - besloten had om de zogenoemde Optimalisaties (zie onder 2.13 en 2.15) te laten vallen en terug te vallen op het bouwplan waarvoor op 10 oktober 2008 vergunning was verleend (zie onder 2.7), vanwege de aanhoudende discussie die de Optimalisaties opleverden. Hiermee is het debat over deze Optimalisaties verder niet meer van belang, zodat het hof niet verder zal ingaan op hetgeen partijen hierover naar voren hebben gebracht.
[appellante] heeft met een fotoreportage onderbouwd dat op 12 juni 2009 het perceel nog niet in bouwrijpe staat verkeerde, en dat zij het AMC daar op 1 juli 2009 mee heeft geconfronteerd. Op de foto's is duidelijk te zien dat op het perceel nog een groot aantal bomen aanwezig was. Het verweer van het AMC, dat de aanwezigheid van de bomen niet de aanvang van de bouw door [appellante] belette, kan haar niet baten. Het gaat er immers om dat op het AMC de contractuele verplichting rustte om de bomen te verwijderen. Het AMC heeft niet voldoende gemotiveerd betwist dat deze situatie op 22 september 2009 ongewijzigd was en dat in feite geen werkzaamheden op het perceel hebben plaatsgevonden ná 1 juli 2009; zulks blijkt ook uit de fotoreportage van [appellante] die de situatie op 22 september 2009 weergeeft. Bovendien heeft het AMC niet gemotiveerd betwist dat pas op 7 oktober 2009, derhalve ná 24 september 2009, een kapvergunning voor de bomen is aangevraagd.
Dat het perceel vanuit fiscaal oogpunt als bouwterrein kwalificeerde, zoals het AMC aanvoert, doet niet terzake aangezien de Samenwerkingsovereenkomst zelf definieert wat onder 'bouwrijpe staat' moet worden verstaan. Het AMC heeft ook niet gemotiveerd betwist dat de ontsluitingswegen niet aanwezig waren op het perceel.
Voorts is ook niet in voldoende mate komen vast te staan dat saneringswerkzaamheden op het perceel waren uitgevoerd. Vast staat dat op 28 mei 2009 nog 'twee plekjes' op het perceel moesten worden gesaneerd; dit stelt het AMC immers zelf in zijn e-mail van 28 mei 2009 (zie onder 2.14). Het AMC heeft niet gemotiveerd gesteld en met stukken onderbouwd dat in september 2009 deze 'plekjes' wél waren gesaneerd. [appellante] heeft de notaris verzocht aan te geven waarop de mededeling in de concept-akte dat de grond gesaneerd was, was gebaseerd, waarop de notaris heeft meegedeeld dat het AMC een termijn van 14 dagen voor beantwoording van die vraag nodig had. Het AMC heeft hierover later geen duidelijkheid verschaft, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de plekjes op 24 september 2009 niet waren gesaneerd.
Gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat het perceel op 24 september 2009 niet in bouwrijpe staat verkeerde en derhalve niet in bouwrijpe staat aan [appellante] ter beschikking kon worden gesteld. Daarmee was sprake van een toerekenbare tekortkoming van het AMC. Gelet op de tussen partijen overeengekomen datum van uiterlijk 24 september 2009, was daarmee van rechtswege sprake van verzuim aan de zijde van het AMC.
Grief 7slaagt derhalve.
Ten slotte blijkt, zo voert [appellante] terecht aan, uit de e-mail van de notaris van 23 september 2009 ook bepaald niet dat sprake was van instructie van het AMC om de akte van ondererfpacht op 24 september 2009 te passeren. In die e-mail is immers vermeld dat het AMC 14 dagen nodig heeft om met een reactie c.q. de benodigde gegevens te komen. Daarin ligt besloten dat het onmogelijk was om op 24 september 2009 de akte te passeren.
Naar 's hofs oordeel was het AMC ook op dit punt, het niet tijdig instrueren van de notaris zodat [appellante] tijdig vóór het passeren van de akte op 24 september 2009 over een concept-erfpachtakte en een concept-nota van afrekening zou beschikken, in verzuim: ook op dit punt was sprake van een toerekenbare tekortkoming van het AMC, die vanwege de tussen partijen overeengekomen (fatale) datum van 24 september 2009 leidt tot verzuim aan de zijde van het AMC.
Hiermee slaagt
grief 5.
inderdaadfeitelijk niet meer mogelijk was de akte op 24 september 2009 te passeren. [appellante] voert in dit verband terecht aan dat op dat moment ook de gebruikelijke concept-afrekening, waaruit zij de precieze omvang van haar betalingsverplichting had kunnen afleiden, ontbrak. Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat het AMC de e-mail van 22 september 2009 redelijkerwijs niet kon opvatten als een mededeling van [appellante] dat zij niet zou meewerken aan de uitgifte van de grond op 24 september 2009.
Voorts overweegt het hof dat uit geen enkel stuk of stellingname van het AMC is af te leiden dat twijfel bestond over de financiële gegoedheid van [appellante] of dat dit aspect op enige wijze een rol speelde in de moeizaam verlopende werkverhouding tussen haar en [appellante]. Veeleer was deze te wijten aan, zo blijkt uit de getuigenverhoren en hetgeen over en weer is aangevoerd door partijen, de aanvankelijke plannen van [appellante] om het Zotel een meer commerciële functie te geven dan de gemeente wenselijk achtte en de patstelling die was ontstaan over SL Plaza (zie daarover de parallelle zaak 200.092.938/01, waarin heden ook arrest is gewezen).
grief 6slaagt derhalve.
Daarmee is tevens gegeven dat het AMC aansprakelijk is voor de schade die [appellante] heeft geleden door het toerekenbaar tekortschieten van het AMC in de nakoming van de overeenkomst. Voldoende aannemelijk is dat [appellante] schade heeft geleden, zodat de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure toewijsbaar is.
grief 8.