Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
zetelend te Amsterdam,
1.Het procesverloop
Gelijktijdig hebben pleidooien plaatsgevonden in de zaak met nummer 200.092.937/01.
2.Feiten
'onder de bijzondere bepalingen en bedingen welke alsdan nader tussen de Gemeente en [appellante] zullen worden overeengekomen'.
Vervolgens is in volgende ontwerpen van de erfpachtakte (van 21 december 2005 en 10 mei 2006) de ontbindende voorwaarde geschrapt.
De intentie-overeenkomst is op 14 maart 2006 ondertekend door de gemeente, de Universiteit van Amsterdam en het AMC.
"Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud van 2 januari, bevestig ik dat ik inmiddels uw opmerkingen ten aanzien van het bepaalde in de considerans van de overeenkomst tot uitgifte in ondererfpacht (waar nog het uitgangspunt stond vermeld dat de gronden door de gemeente in erfpacht wordt uitgegeven onder door de gemeente en AMC te bepalen voorwaarden) met de heer [Y] heb besproken.Ik heb naar aanleiding daarvan de betreffende bepalingen uit de considerans geschrapt, (…)De bijbehorende side-letter is eveneens aangepast (bijgaand), aangezien daarin nog werd verwezen naar het inmiddels vervallen artikel 35 in de overeenkomst tot uitgifte. (…)"2.9 In een concept 'overeenkomst tot het vestigen van ondererfpacht op het AMC terrein t.b.v. Laboratorium' van 10 mei 2006 is - voor zover hier van belang - het volgende bepaald:
is nadrukkelijk bekend met het feit dat Terreinontwikkeling B.V. nakoming van de richtlijnen ten aanzien van bebouwing en gebruik van het Perceel voortvloeiende uit het Stedenbouwkundig Plan respectievelijk bestemmingsplan in wording, indien noodzakelijk in rechte zal afdwingen.
"De ondergetekenden:(…)nemen het volgende in aanmerking:(…)• AMC streeft daarbij uitbreiding van het huidige AMC na en het creëren van vestigingsmogelijkheden voor startende ondernemingen als economische spin- off en voor aan de medische wetenschap en technologie gerelateerde commerciële bedrijven:(…)komen het volgende overeen:(…)
'het oprichten van een gebouw (..) met bestemming daarvan tot een gebouw met casco-laboratoria en caso-kantoorruimten'. In de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing is onder meer het volgende vermeld:
"Op grond van het vigerende bestemmingsplan Academisch Medisch Centrum - Bullewijk geldt ter plaatse de nog uit te werken bestemming: Bebouwing voor medische doeleinden (...)Het betreft het oprichten van een (casco)gebouw op het terrein gelegen aan de Meibergdreef en met zodanige voorzieningen dat in het gebouw laboratoria kunnen worden gevestigd, met inbegrip van bijbehorende kantoren (...)"2.14 Even daarvoor heeft de gemeente bij brief van 24 april 2008 aan [appellante] een concept-erfpachtaanbieding doen toekomen. In de erfpachtvoorwaarden heeft de gemeente onder meer het volgende opgenomen:
"Naast de Algemene Bepalingen 2000 zullen de volgende bijzondere bepalingen van kracht zijn:(…)2a. het terrein en de daarop te realiseren opstallen zijn bestemd tot bedrijfsruimte (medisch laboratorium) maximaal 18.500 m² bruto vloeroppervlakte (bvo) waarvan maximaal 50% als kantoor mag worden gebruikt (…):2b. de erfpachter is verplicht het perceel overeenkomstig de onder 2a en 3. genoemde bestemming te gebruiken met dien verstande dat ten hoogste 50% van het totale bruto oppervlakte als kantoor mag worden gebruikt ten behoeve van de bedrijfsbestemming mits:1° door de erfpachter vanuit het perceel geen artikelen rechtstreeks aan de consument worden verkocht en/of geleverd;2° de kantoorbestemming volledig ten dienste staat van de bedrijfsruimte en3° niet als zelfstandige unit worden gebruikt of kennelijk bedoeld zijn om als zelfstandige unit te worden gebruikt;(…)"
"Hierbij doe ik de aangepaste concept-erfpachtaanbieding voor SL Plaza toekomen.(...)Over de door u gemaakte opmerkingen bij de concept-erfpachtaanbieding heeft overleg plaatsgevonden tussen het AMC en de gemeente, als zijnde de partijen die het Medical Business Park gezamenlijk tot ontwikkeling brengen. Dit heeft er toe geleid dat de concept-erfpachtaanbieding op een aantal punten aangepast is, zodanig dat dit overeenkomt met de reeds gemaakte afspraken tussen het AMC en [appellante], zoals neergelegd in bovengenoemde Samenwerkingsovereenkomst. Hierdoor is de concept-erfpachtaanbieding op de volgende aspecten gewijzigd:* de grondprijs voor het project is naar beneden bijgesteld, zodat deze gelijk is aan de overeengekomen grondprijs (inclusief indexering) in de Samenwerkingsovereenkomst. In deze grondprijs is ook de overeengekomen pionierskorting verrekend,* de verplichting dat de kantoorruimte volledig ten dienste staat van de bedrijfsruimte en niet als zelfstandige unit gebruikt mag worden is geschrapt (zie bijzonder bepaling 2.b).(...)In het gesprek tussen [appellante] en de gemeente heeft u ook nog andere aspecten genoemd die u gewijzigd zou willen zien in de concept-erfpachtaanbieding, omdat u deze niet overeengekomen zou zijn met het AMC. Deze betreffen:
2.18 Bij e-mail van 12 december 2008 heeft het AMC een - ongedateerde - afsprakenbrief met betrekking tot een nieuwe concept-erfpachtaanbieding van de gemeente aan [appellante] doen toekomen, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
"(…) Vooruitlopend op het opstellen van de definitieve erfpachtaanbieding zullen in deze afsprakenbrief de uitgangspunten/voorwaarden worden neergelegd die in de definitieve erfpachtaanbieding worden gehanteerd:
"(...) Het AMC verkeert immers terzake de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst inmiddels geruime tijd in verzuim (...)Gelet op de verstrekkende gevolgen van het verzuim verzoekt en voorzover nodig sommeert cliënte het AMC hierbij voor de laatste keer om binnen 8 dagen na dagtekening van deze brief de percelen als genoemd in de samenwerkingsovereenkomst in bouwrijpe staat - zoals gedefinieerd in de samenwerkingsovereenkomst - aan cliënte in (onder)erfpacht uit te (doen) geven overeenkomstig de concept akte van uitgifte die als bijlage aan de Samenwerkingsovereenkomst is gehecht (....)"2.20 Bij brief van 18 december 2008 heeft [appellante] op de afsprakenbrief (zie r.o. 2.18) de volgende reactie gezonden aan het AMC:
"1. (…) De aanvankelijk in de samenwerkingsovereenkomst opgenomen rol van de Gemeente is uit het contract geschreven, omdat dit niet langer aan de orde zou zijn. (…) Wij hebben ons desalniettemin akkoord verklaard om met de Gemeente – als mogelijk uiteindelijke contractspartij – mede in overleg te treden, mits evenwel onze positie er, ten opzichte van de voorliggende contractstukken met het AMC, niet slechter op wordt. Dit is en blijft het uitgangspunt voor ons. Dat wij de Gemeente op uitdrukkelijk verzoek van het AMC thans mede als gesprekspartij aanvaarden, laat het bepaalde in de samenwerkingsovereenkomst met het AMC onverlet. Indien wij dan ook niet op zeer korte termijn tot overeenstemming met de Gemeente komen, zullen wij ons opnieuw tot onze contractspartij - het AMC - wenden. Ter dier zake behouden wij ons dan ook uitdrukkelijk alle rechten en weren voor.(…)3. Actualisering van de grondprijzen (…) is niet overeengekomen en derhalve niet aan de orde.(…)4. Een verdeling van de bestemming van 50% kantoor en 50% laboratoriumruimte (bedrijfsruimte) is niet overeengekomen en derhalve niet aan de orde.(…)7. (…) Gaarne ontvangen wij per omgaande een afschrift van het laatste concept Inrichtingsplan Openbare Ruimte dat thans voorligt.8. De Gemeente geeft aan dat de erfpachtaanbieding kan worden aangeboden op het moment dat met de bouw kan worden aangevangen. Zoals u bekend beschikken wij al enkele maanden over een onherroepelijke bouwvergunning en is de aannemer – als gevolg van de hiervoor gememoreerde vertraging – “on hold” gezet. (...) Voor de extra kosten die dit met zich brengt, houden wij het AMC onverkort aansprakelijk. Nu wij ingevolge hetgeen wij hiervoor opmerkten reeds sedert het onherroepelijk worden van de bouwvergunning in de startblokken staan, gaan wij ervan uit dat de erfpacht eerdaags kan worden uitgegeven. Wij gaan er daarbij vanuit dat zulks in bouwrijpe staat – zoals gedefinieerd in de samenwerkingsovereenkomst (…) - geschiedt. Gaarne ontvangen wij van u een bevestiging hiervan.9. Voorts stelt de Gemeente dat erfpachtaanbieding eerst kan worden aangeboden op het moment dat de desbetreffende grond in eigendom toebehoort aan de Gemeente. (…) Gaarne verzoeken wij u dan ook ons per omgaande te berichten wanneer deze levering gepland is.10. De Gemeente stelt dat indien en voorzover wij de erfpachtaanbieding niet binnen een maand accepteren, de Gemeente “haar vrijheid van handelen herneemt ten aanzien van het perceel”. Deze opmerking ziet eraan voorbij dat wij terzake het perceel een overeenkomst hebben met het AMC (…)
3.Beoordeling
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen is het hoger beroep van [appellante] gericht.
grief 1, die is gericht tegen (een deel van) de vaststelling onder 2.3 van het bestreden vonnis (
'Daartoe zou de onderliggende grond aan [appellante] in erfpacht of ondererfpacht worden uitgegeven, al naar gelang de gemeente gebruik zou willen maken van haar optie tot terugkoop'), in zoverre slaagt dat uit de feitelijke gang van zaken blijkt, zoals ook is erkend door het AMC, dat in latere ontwerpen van de erfpachtakte niet meer rekening is gehouden met de mogelijkheid dat niet het AMC maar de gemeente de grond in erfpacht zou uitgeven, en dat om die reden de ontbindende voorwaarde vervat in artikel 35 is geschrapt. Het hof heeft de betreffende feitenvaststelling aangepast als hiervoor vermeld onder 2.3. De hieraan verbonden stelling bij grief 1, dat dit betekende dat de rol van de gemeente was uitgespeeld, is gemotiveerd betwist door het AMC en kan derhalve niet als een vaststaand feit worden beschouwd. Het hof zal hierop nader ingaan bij r.o. 3.8.
'[appellante] is vervolgens met de gemeente in onderhandeling gegaan over onder meer de hieronder onder 2.12, naar haar mening, onacceptabele bestemmingsbepaling en heeft daar in oktober 2008 ook het AMC bij betrokken.') Deze grief slaagt in zoverre, dat [appellante] terecht aanvoert - zulks is ook niet gemotiveerd betwist door het AMC - dat zij niet met de gemeente in onderhandeling is gegaan over de bestemmingsbepaling, maar dat zij direct heeft aangegeven dat zij niet akkoord was met deze bepaling en dat zij over de voorwaarden waaronder de uitgifte in erfpacht zou plaatsvinden, reeds overeenstemming had bereikt met het AMC. Het hof heeft de betreffende feitenvaststelling aangepast als hiervoor vermeld onder 2.5.
zelfstandigekantoorruimte te realiseren. Dit zou bijvoorbeeld betekenen dat zij ook kantoorruimte zou kunnen verhuren aan een zorgverzekeraar, aangezien deze in haar optiek zou passen binnen de eerder genoemde Bijlage 7, zo heeft [appellante] ten pleidooie toegelicht.
Voorts stelt [appellante] dat voor zover niet het AMC maar de gemeente de grond in erfpacht zou uitgeven, de gemeente gehouden was de voorwaarden die met het AMC overeengekomen waren in de Samenwerkingsovereenkomst te volgen. Het was de gemeente derhalve niet toegestaan om eisen te stellen aan het percentage (zelfstandige) kantoorruimte, zoals de gemeente dat in haar erfpachtaanbieding heeft gedaan. Een maximering van (zelfstandige) kantoorruimte was uitdrukkelijk níet met het AMC overeengekomen; [appellante] was derhalve vrij in de verdeling kantoor/laboratorium.
De achtergrond van de door de gemeente gewenste maximering van kantoorruimte is dat zij de tussen het AMC en [appellante] overeengekomen canon te laag vond, althans te laag voor zelfstandige kantoorruimte. Over de hoogte van de canon was echter overeenstemming bereikt tussen het AMC en [appellante], zodat het AMC - geïnstrueerd door de gemeente - daarop later niet kon teruggekomen.
Voorts onderschrijft het hof het standpunt van [appellante], dat de gemeente niet betrokken is in de contractuele verhouding tussen partijen, zoals die is bepaald door de Samenwerkingsovereenkomst. De gemeente is daarbij immers geen partij.
Het hof stelt in dit verband vast dat [appellante] ook niet aan haar stellingen ten grondslag heeft gelegd - het hof heeft dit althans niet kunnen afleiden uit haar memorie van grieven - dat het AMC toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van enige op haar rustende verplichting door niet zelf de gronden in erfpacht uit te geven.
Naar 's hofs oordeel is het dispuut over de verschillende concept-erfpachtakten niet van beslissend belang voor het geschil tussen partijen. Dat dit wel het geval is, heeft het hof ook niet kunnen afleiden uit de stellingen van [appellante]. Het hof laat deze kwestie dan ook verder rusten (behoudens hetgeen is overwogen bij 3.2).
Bovendien bleef hoe dan ook de publiekrechtelijke taak van de gemeente relevant: zij had de bouwvergunning verleend en diende toe te zien op handhaving van de geldende planologische bestemming.
Hiertoe overweegt het hof het volgende.
Dit laat echter onverlet dat de hoofdfunctie van SL Plaza, zoals blijkend uit de Samenwerkingsovereenkomst, onmiskenbaar gericht was op de realisatie van laboratorium-activiteiten. Dit blijkt in de eerste plaats uit de considerans van de Samenwerkingsovereenkomst, waarin is te lezen dat het AMC de wens heeft om ten behoeve van het Medical Business Park op een deel van haar in eigendom toebehorende gronden een Laboratorium te doen realiseren, en dat [appellante] heeft aangegeven bereid en in staat te zijn tot ontwikkeling en realisatie van het Laboratorium. Vervolgens is bij de begripsomschrijvingen bij 'Laboratorium' vermeld
'Het laboratorium, de kantoorruimten en bijbehorende parkeerplaatsen'die door [appellante] zullen worden gerealiseerd, '
ten behoeve van bedrijfsvestigingen van een hoogwaardig technologisch niveau met zoveel mogelijk innovatief karakter en/of gericht op wetenschappelijke doeleinden alsmede bedrijfsvestigingen van wetenschappelijke en ondersteunende instellingen, die actief zijn in (i) de biotechnische, biogenetische, biotechnologische, biochemische, farmaceutische en agrochemische sector, of (ii) in de humane gezondheidszorg, medische technologie of (iii) aan de hiervoor genoemde gerelateerde en op die doelstelling gerichte IT bedrijven een en ander conform het profiel van het Medical Business Park'.In artikel 2 van de Samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat de overeenkomst
'is gericht op de ontwikkeling en realisatie van een Laboratorium, ten behoeve van de functies die passen binnen het profiel van het Medical Business Park'. In het vervolg van de Samenwerkingsovereenkomst wordt vervolgens steeds gesproken over de ontwikkeling en realisatie van
'het Laboratorium'.
Voorts vermeldt bijlage 7, de Randvoorwaarden/toetsingscriteria voor vestiging van bedrijven in het Medical Business Park, zoals weergeven bij r.o. 2.11, dat het gaat om bedrijfsvestigingen '
van een hoogwaardig technologisch niveau met zoveel mogelijk innovatief karakter en/of gericht op wetenschappelijke doeleinden alsmede bedrijfsvestigingen van wetenschappelijke en ondersteunende instellingen die actief zijn in de biotechnische, biogenetische, biotechnologische, biochemische, farmaceutische en agrochemische sector, of in de humane gezondheidszorg, medische technologie of aan de hiervoor genoemde gerelateerde en op die doelstelling gerichte IT-bedrijven, een en ander conform het profiel van het Medical Business Park.'In genoemde bijlage is ook bepaald dat een toekomstige gebruiker van het Medical Business Park moet voldoen aan twee van de drie volgende criteria: (1) '
de verwachting is gerechtvaardigd, dat een structurele relatie zal ontstaan tussen de betreffende ondernemingen of instelling en het AMC, dan wel met (wetenschappelijke) onderzoeksgroepen, instituten en laboratoria die verbonden zijn aan het AMC;(2)
'de verwachting is gerechtvaardigd, dat een structurele relatie zal ontstaan met technisch en/of medisch georiënteerde ondernemingen of instellingen in de gemeente Amsterdam of omstreken'en (3)
'de in de betreffende vestiging van de onderneming of instelling uit te oefenen activiteiten liggen in de lijn van research en andere kern activiteiten van het AMC'.Bovendien is in de concept-erfpachtakte van 10 mei 2006 in artikel 11 lid 1 vermeld dat het perceel bestemd is voor (...)
'een Laboratorium, inclusief kantoorruimten en bijbehorende parkeerplaatsen, ten behoeve van bedrijfsvestigingen van hoogwaardig technologisch niveau (...)'.
laboratoriumruimte, en dat de in SL Plaza te realiseren kantoorruimte ten dienste stond van die laboratoriumruimte; de kantoorruimte
hoorde bijhet laboratorium ('inclusief'). De essentie van de Samenwerkingsovereenkomst was derhalve de realisatie van laboratoriumruimte; kantoorruimte was daarvan een afgeleide. Ook de hoogte van de canon was gebaseerd was op bedrijfsruimte (en dus niet op zelfstandige kantoorruimte, waaraan een hogere canon is verbonden), met daarbij een zogenoemde pionierskorting.
Overeenkomstig deze uitleg heeft de gemeente in haar eerste erfpachtaanbieding van 24 april 2008 opgenomen dat de kantoorruimte volledig ten dienste moet staan van de bedrijfsruimte (zie r.o. 2.14).
Het hof onderschrijft deze visie niet. Zoals hiervoor is overwogen, blijkt uit bijlage 7, gelezen in samenhang met de Samenwerkingsovereenkomst, juist dat partijen voor ogen heeft gestaan dat het primair ging om de realisatie van laboratoriumruimte, en dat mogelijk te realiseren kantoorruimte ten dienste stond van die laboratoriumruimte. De onder punt 2 en 3 van de bedoelde bijlage genoemde criteria (zie bij r.o. 2.11) bieden ook nauwelijks ruimte voor zelfstandige kantoorruimte.
In dit licht moet de in de erfpachtaanbieding vervatte eis dat maximaal 50% zelfstandige kantoorruimte was toegestaan, in feite als een verruiming van de eisen voortvloeiend uit de Samenwerkingsovereenkomst worden beschouwd. Derhalve kan niet worden gesteld dat sprake is van een beperking van de mogelijkheden voor kantoorruimte, zoals die geboden werd door de Samenwerkingsovereenkomst, maar veeleer, zoals het AMC terecht aanvoert, als een nadere precisering van die mogelijkheden.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat het AMC herhaaldelijk heeft getracht de ontstane patstelling te doorbreken door [appellante] te vragen met een eigen voorstel te komen voor een voor haar aanvaardbare redactie van de erfpachtsvoorwaarden ten aanzien van het gebruik van SL Plaza, maar dat [appellante] daarop niet in wilde gaan.