ECLI:NL:GHAMS:2015:586

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
25 februari 2015
Zaaknummer
200.151.530/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in notariszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Klager, die in het buitenland woont, had op 27 juni 2014 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 7 februari 2014, waarin zijn klacht tegen de notaris ongegrond was verklaard. De kamer had klager op de hoogte gesteld van de beslissing via een aangetekende brief en een e-mail, waarbij de beroepstermijn volgens de Wet op het notarisambt op 10 maart 2014 eindigde. Klager diende zijn beroepschrift echter pas maanden later in, wat leidde tot de vraag of hij ontvankelijk was in zijn hoger beroep.

Het hof oordeelde dat aan klager een duidelijke termijn was gegeven voor het indienen van zijn beroep en dat deze termijn strikt diende te worden nageleefd. Klager had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De enkele stelling dat hij 'interstate' was en niet had verwacht dat de kamer zijn klacht ongegrond zou verklaren, werd door het hof als onvoldoende beschouwd. Het hof benadrukte het belang van duidelijkheid in rechtspleging en de noodzaak om aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand te houden.

Uiteindelijk verklaarde het hof klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, waarmee de beslissing van de kamer van 7 februari 2014 in stand bleef. Deze uitspraak onderstreept de noodzaak voor appellanten om tijdig en correct te reageren op juridische beslissingen, vooral in het notarisrecht, waar termijnen cruciaal zijn voor de rechtsgang.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.151.530/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2013/40
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 24 februari 2015
inzake
[naam],
wonend te [plaats], [buitenland],
appellant,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 27 juni 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 7 februari 2014 (ECLI:NL:TNORARL:2014:26). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
Klager heeft op 31 juli 2014 nog aanvullende stukken bij het hof ingediend.
1.3.
De notaris heeft bij faxbericht van 7 augustus 2014 aan het hof laten weten dat haar eerdere correspondentie als volledig kan worden beschouwd.
1.4.
Klager en de notaris zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen ter zitting van 22 januari 2015. Tijdens die zitting zou enkel worden behandeld de ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep

3.1.
Aan klager is een afschrift van de beslissing van de kamer van 7 februari 2014 als bijlage bij een aangetekende brief van het secretariaat van de kamer van diezelfde datum toegestuurd. Tevens is bij e-mailbericht van 7 februari 2014 een afschrift van voormelde beslissing verzonden aan klager, die in [buitenland] woont.
3.2.
Ingevolge artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt dient het hoger beroep binnen dertig dagen na de dag van verzending van de onder 3.1. bedoelde brief te zijn ingesteld. De beroepstermijn eindigde dus, mede gelet op artikel 1 lid 1 van de Algemene termijnenwet, op maandag 10 maart 2014. Nu het beroepschrift van klager, waarin hij te kennen geeft zich niet met de uitspraak van de kamer te kunnen verenigen, eerst op 27 juni 2014 bij het hof is ingekomen, is dit niet tijdig geschied.
3.3.
Op het uitgangspunt dat in het belang van een goede rechtspleging duidelijkheid moet bestaan over het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt, en dat aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand moet worden gehouden, kan slechts onder bijzondere omstandigheden een uitzondering worden gemaakt. Het is aan klager om bijzondere omstandigheden aan te voeren op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. De enkele stelling van klager dat hij ‘interstate’ was en niet had verwacht dat de kamer zijn klacht ongegrond zou verklaren, is - wat er ook van deze stelling
zij - onvoldoende om vorenbedoelde omstandigheden aan te nemen. Er bestaat dan ook geen aanleiding de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
3.4.
Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
3.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 7 februari 2014.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J. Blokland en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2015 door de rolraadsheer.