Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Klager, die in het buitenland woont, had op 27 juni 2014 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 7 februari 2014, waarin zijn klacht tegen de notaris ongegrond was verklaard. De kamer had klager op de hoogte gesteld van de beslissing via een aangetekende brief en een e-mail, waarbij de beroepstermijn volgens de Wet op het notarisambt op 10 maart 2014 eindigde. Klager diende zijn beroepschrift echter pas maanden later in, wat leidde tot de vraag of hij ontvankelijk was in zijn hoger beroep.
Het hof oordeelde dat aan klager een duidelijke termijn was gegeven voor het indienen van zijn beroep en dat deze termijn strikt diende te worden nageleefd. Klager had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De enkele stelling dat hij 'interstate' was en niet had verwacht dat de kamer zijn klacht ongegrond zou verklaren, werd door het hof als onvoldoende beschouwd. Het hof benadrukte het belang van duidelijkheid in rechtspleging en de noodzaak om aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand te houden.
Uiteindelijk verklaarde het hof klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, waarmee de beslissing van de kamer van 7 februari 2014 in stand bleef. Deze uitspraak onderstreept de noodzaak voor appellanten om tijdig en correct te reageren op juridische beslissingen, vooral in het notarisrecht, waar termijnen cruciaal zijn voor de rechtsgang.