Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een klacht tegen een notaris die betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster, die op 23 december 2010 is overleden. De klagers, die erfgenamen zijn, hebben op 19 juni 2014 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden, die hun klacht ongegrond had verklaard. De klacht omvat acht onderdelen, waaronder beschuldigingen van ondeugdelijke financiële verantwoording, misleidende informatie, en het niet nakomen van toezeggingen door de notaris. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard, en het hof bevestigt deze beslissing. Het hof oordeelt dat de notaris zijn rol als boedelnotaris niet op onjuiste wijze heeft vervuld en dat er geen bewijs is van frauduleuze handelingen. De klagers hebben niet aangetoond dat de notaris verwijtbaar heeft gehandeld, en de notaris heeft adequaat gereageerd op de vragen en verzoeken van de klagers. Het hof concludeert dat de notaris niet tekort is geschoten in zijn verplichtingen en bevestigt de beslissing van de kamer.