ECLI:NL:GHAMS:2015:585

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
25 februari 2015
Zaaknummer
200.150.856/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris inzake afwikkeling nalatenschap erflaatster met meerdere klachtonderdelen

In deze zaak gaat het om een klacht tegen een notaris die betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster, die op 23 december 2010 is overleden. De klagers, die erfgenamen zijn, hebben op 19 juni 2014 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden, die hun klacht ongegrond had verklaard. De klacht omvat acht onderdelen, waaronder beschuldigingen van ondeugdelijke financiële verantwoording, misleidende informatie, en het niet nakomen van toezeggingen door de notaris. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard, en het hof bevestigt deze beslissing. Het hof oordeelt dat de notaris zijn rol als boedelnotaris niet op onjuiste wijze heeft vervuld en dat er geen bewijs is van frauduleuze handelingen. De klagers hebben niet aangetoond dat de notaris verwijtbaar heeft gehandeld, en de notaris heeft adequaat gereageerd op de vragen en verzoeken van de klagers. Het hof concludeert dat de notaris niet tekort is geschoten in zijn verplichtingen en bevestigt de beslissing van de kamer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.150.856/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2013/182
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 24 februari 2015
inzake
1. [naam],
2. [naam],
3. [naam],
4. [naam],
5. [naam],
6. [naam],
appellanten,
gemachtigde: [klager sub 6] voornoemd, wonend te [plaats],
tegen:
mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten (hierna: klagers) hebben op 19 juni 2014 een beroepschrift – met één bijlage –
bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 20 mei 2014 (ECLI:NL:TNORARL:2014:39). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
Op 3 juli 2014 is van de zijde van klagers een aanvullend beroepschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
Van de zijde van de notaris is op 23 juli 2014 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4.
Op 28 november 2014 zijn van de zijde van klagers aanvullende stukken ter griffie van het hof ingekomen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 december 2014. Appellanten, alsmede de notaris, zijn verschenen. Klager sub 6 – ook namens de andere
klagers – en de notaris hebben aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities het woord gevoerd.
1.6.
Ondanks het bezwaar van de notaris tegen de door klagers bij brief van 27 november 2014 ingebrachte producties D1, E1 en E2, zal het hof deze stukken bij de beoordeling betrekken, aangezien deze tijdig in het geding zijn gebracht.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klagers hebben tegen de vaststelling van één bepaald feit (de in de vermogensopstelling opgenomen schulden van [X] en [Y] zijn niet volledig) bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 23 december 2010 is [erflaatster] (hierna: erflaatster) overleden. Tot de nalatenschap van erflaatster zijn gerechtigd:
- haar kinderen [naam] (klager sub 1), [Y], [X] en [naam] (klager sub 6), ieder voor 1/6 deel;
- [naam] (klager sub 2) en [naam] (niet zijnde klager sub 2), de kinderen van haar vooroverleden zoon [naam], ieder voor 1/12 deel;
- [namen] (klagers sub 3,4 en 5), de kinderen van haar zoon [naam], ieder voor 1/18 deel, in verband met de verwerping van de nalatenschap door [naam].
3.2.2.
Klagers hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. [Y] en [X] hebben de nalatenschap zuiver aanvaard. [X] is executeur in de nalatenschap van erflaatster (verder te noemen: de executeur) en heeft de notaris verzocht om behulpzaam te zijn bij de afwikkeling daarvan. Tot deze nalatenschap behoren onder meer vorderingen op de executeur en[Y], alsmede schulden aan de erfgenamen van de nalatenschap van de in 1995 overleden echtgenoot van erflaatster.
3.2.3.
Gedurende het leven van erflaatster heeft de executeur onroerende zaken van erflaatster gekocht. In de door de notaris opgemaakte akte van 31 december 1998, betreffende de levering van het ouderlijk huis, is opgenomen dat de door de executeur verschuldigde koopsom op de derdengeldrekening van de notaris is voldaan. Feitelijk is die koopsom (zonder zekerheidstelling) omgezet in een geldlening.
3.2.4.
Op 30 augustus 2011 heeft de notaris een verklaring van erfrecht afgegeven. Op
5 september 2011 is hij als betrokken notaris ingeschreven in het boedelregister. Nadien heeft de notaris het door de accountant van de executeur opgestelde vermogensoverzicht aan de erfgenamen gestuurd. Klagers hebben vervolgens advies ingewonnen bij (destijds) kandidaat-notaris mr. [naam] (hierna: [de kandidaat-notaris]) en haar diverse (schriftelijke) vragen laten stellen aan de notaris met betrekking tot dit vermogensoverzicht. De notaris heeft hierop schriftelijk gereageerd. Op 2 juli 2012 heeft [de kandidaat-notaris] haar werkzaamheden voor klagers beëindigd.
3.2.5.
Klager sub 6 heeft op 9 juli 2012, naar aanleiding van het verzoek van de notaris om contact op te nemen voor overleg, per e-mail laten weten dat klagers reeds ‘de andere weg zijn ingeslagen’ en derhalve niet meer geïnteresseerd zijn. Nadien heeft er geen (inhoudelijk) contact meer plaatsgevonden tussen klagers en de notaris.

4.Het standpunt van klagers

Klagers verwijten de notaris dat hij als boedelnotaris tekort is geschoten in de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. De klacht valt – zakelijk weergegeven – in de volgende onderdelen uiteen:
i de notaris heeft een ondeugdelijke financiële verantwoording afgelegd. Uit de drie gedane voorstellen tot verdeling komt een verwarrend beeld naar voren. Er is geen consistentie in de vermelding van bedragen en daarnaast worden sommige bedragen niet meegerekend. De indruk wordt gewekt dat bewust is toegewerkt naar een vooraf bepaalde uitkomst;
ii de notaris heeft aan klagers misleidende informatie verschaft;
iii de notaris heeft onvoldoende transparantie en objectiviteit betracht. De notaris hield bewust en stelselmatig informatie voor klagers achter of gaf deze vervolgens selectief, onvolledig of niet;
iv de notaris heeft juridisch niet juist gehandeld. Hij lijkt misbruik te hebben gemaakt van het feit dat klagers leken zijn op juridisch gebied;
v de notaris heeft zijn zorgplicht verwaarloosd door niet te reageren en geen antwoorden op de gestelde vragen te geven;
vi de notaris is, ook nadat [de kandidaat-notaris] klagers vertegenwoordigde, zijn toezeggingen niet nagekomen, waaronder het verstrekken aan klagers van een specifiek bankafschrift;
vii de notaris is gedicteerd door de executeur. Het heeft er alle schijn van dat de notaris enkel het belang van de executeur wenst(e) te behartigen;
viii de notaris heeft klagers geïntimideerd.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Zijn standpunt wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

6.1.
De kamer heeft het volgende overwogen. Hoewel klagers hun klachten uitgebreid hebben toegelicht en van bijlagen hebben voorzien, kan uit die stukken niet worden opgemaakt dat de notaris ten opzichte van hen verwijtbaar heeft gehandeld. Niet gebleken is van een ondeugdelijke financiële verantwoording door de notaris, en evenmin dat hij klagers misleidende informatie heeft gegeven. Ook kan niet worden geconcludeerd dat de notaris juridisch onjuist heeft gehandeld en/of vragen van [de kandidaat-notaris] niet adequaat heeft beantwoord. Uit de correspondentie met [de kandidaat-notaris] komt juist naar voren dat de notaris de door klagers gewenste stukken en toelichtingen steeds bij de executeur heeft opgevraagd en – zodra voorhanden – aan hen heeft doorgegeven. Dat in het vermogensoverzicht is voorgesteld om het vaderlijk erfdeel buiten beschouwing te laten is mede gezien de toelichting die de notaris hierop heeft gegeven, geen reden om hierover anders te oordelen. Gesteld noch gebleken is dat de notaris klagers aangaande hun rechtspositie iets anders heeft voorgehouden dan hij in de procedure naar voren heeft gebracht. Ook is niet gebleken dat de notaris bepaalde toezeggingen niet zou zijn nagekomen, dat hij is gedicteerd of dat hij erfgenamen heeft geïntimideerd. Vaststaat dat de notaris klagers namens de executeur heeft uitgenodigd om de administratie te laten controleren, om voorstellen voor een andere verdeling te doen en om in overleg te treden om tot afwikkeling te komen. Door klagers is niet bestreden dat zij daarop niet zijn ingegaan. Dat bepaalde zaken voor hen onduidelijk zijn gebleven, kan naar het oordeel van de kamer in de gegeven omstandigheden de notaris niet worden verweten. De kamer concludeert dat de notaris zijn rol als betrokken boedelnotaris niet op onjuiste wijze heeft vervuld. Op geen enkele wijze is uit het dossier van frauduleuze handelingen gebleken.
6.2.
Het hof deelt dit oordeel en maakt het tot het zijne. De kamer heeft de klacht dan ook terecht ongegrond verklaard. In hoger beroep is niets naar voren gebracht dat tot een ander oordeel moet leiden.
6.3.
Ten aanzien van klachtonderdeel iii is het hof met de kamer van oordeel dat het vanwege de vermelding in de leveringsakte van 31 december 1998 (te weten dat de door de executeur verschuldigde koopsom op de derdengeldrekening van de notaris is voldaan terwijl feitelijk die koopsom – zonder zekerheidstelling – is omgezet in een geldlening) op de weg van de notaris had gelegen om meer uitleg over deze transactie en de wijze van betaling te geven, waarmee hij misverstanden met klagers mogelijk had kunnen voorkomen. Op dezelfde gronden als de kamer acht het hof de handelwijze van de notaris op dit punt evenwel niet zodanig dat het tuchtrechtelijk verwijtbaar is.
6.4.
Met betrekking tot de klachtonderdelen iv en vii hebben klagers in hoger beroep nog aangevoerd dat de notaris ten onrechte een restrictie heeft verbonden aan de inzage van de administratie van erflaatster, te weten dat deze enkel mag worden verricht door een AA-accountant of een RA-accountant. De notaris heeft ter zitting laten weten dat aan de erfgenamen te kennen is gegeven dat het doelmatiger is als een deskundige naar de administratie kijkt en dat derhalve is voorgesteld aan klagers zich bij de inzage van de administratie te laten vergezellen van een accountant.
6.5.
Het hof is van oordeel dat de voorwaarde die door de notaris (feitelijk: de executeur) is gesteld met betrekking tot het inzien van de administratie van erflaatster – gelet op de omstandigheden van het geval – redelijk is. De notaris valt op dit punt dan ook niets te verwijten.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J. Blokland en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2015 door de rolraadsheer.