ECLI:NL:GHAMS:2015:5826

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2015
Publicatiedatum
9 juni 2017
Zaaknummer
23-003916-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het telen van hennep en het uitgeven van vals geld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het overtreden van de Opiumwet door het telen van 113 hennepplanten in zijn huurwoning en het uitgeven van valse bankbiljetten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal in overweging heeft genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep, maar heeft de beschuldiging van het uitgeven van vals geld verworpen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de valsheid van de bankbiljetten die hij had aangeboden. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlasteleggingen die betrekking hadden op het uitgeven van vals geld en het voorbereiden van cocaïne. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-003916-14
datum uitspraak: 17 september 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2014 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-654111-13 en 13-689755-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere, naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-654111-13:
1:
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2012 tot en met 23 mei 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] te Amsterdam), een hoeveelheid van (ongeveer) 113, althans een groot aantal hennepplanten in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2:
hij op of omstreeks 23 mei 2013 te Amsterdam ( [adres 2] ) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen 416 gram lidocaine, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dit bestemd was tot het plegen van dat/die feit(en);
Zaak met parketnummer 13-689755-14 (gevoegd):
1:
hij op of omstreeks 19 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk negenentachtig, althans een of meer vals(e) of vervalst(e) bankbiljet(ten) van 20 Engelse Pond heeft uitgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Parketnummer 13-654111-13 onder 2 (zaak A)
Voor een bewezenverklaring inzake het onder 2 ten laste gelegde feit dient er sprake te zijn van een stof die wordt gebruikt om een middel vermeld bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden of te bevorderen, terwijl de verdachte wist, dan wel ernstig had moeten vermoeden dat dit was bestemd tot het plegen van feiten zoals genoemd in artikel 2 onder b van de Opiumwet.
Op 23 mei 2013 is bij de verdachte een hennepkwekerij aangetroffen, alsmede een zakje met daarin 416 gram lidocaïne. De verdachte heeft verklaard dat de bij hem aangetroffen lidocaïne niet was bedoeld voor het versnijden van cocaïne, maar diende om de wortels van de hennepplanten te behandelen.
Het hof acht de verklaring van de verdachte dat de lidocaïne was bedoeld om de wortelen van de hennepplanten mee te behandelen onaannemelijk. De verdachte heeft zijn standpunt op geen enkele wijze nader onderbouwd. Het hof overweegt dat lidocaïne een verdovingsmiddel is dat onder andere wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor cocaïne. Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten dat de verdachte de lidocaïne ook voor dat doel voorhanden had. Hoewel de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven voor de aanwezigheid van lidocaïne in de hennepkwekerij, kan het enkele aantreffen van deze stof niet zonder meer leiden tot een bewezenverklaring van artikel 10a eerste lid onder sub drie Opiumwet. Bij de verdachte zijn geen overige materialen aangetroffen waaruit kan worden afgeleid dat hij voornemens was de bij hem aangetroffen lidocaïne als versnijdingsmiddel te gebruiken.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 13-654111-13 onder 2 en is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Parketnummer 13-689755-14 (zaak B)
Uit de stukken van het geding kan het volgende worden afgeleid.
Op 19 februari 2014 heeft de verdachte Engelse ponden aangeboden bij het geldwisselkantoor aan het [adres 3] te Amsterdam Zuidoost. Aangeboden. De medewerker van het geldwisselkantoor constateerde dat het door de verdachte aangeboden geld vals was. Van in ieder geval 89 biljetten is door het Team identiteitsfraude van de gemeente Amsterdam bevestigd dat deze biljetten een aantal afwijkende kenmerken hadden, te weten afwijkende druk/reproductie technieken, het ontbreken van een origineel watermerk in het papier en een afwijkende cq. onjuiste reactie onder aanstraling met UV licht en dat zij als vals konden worden aangemerkt.
De verdachte heeft verklaard dat hij de bankbiljetten heeft ontvangen van een man aan wie hij kort daarvoor op het station een laptop en opnameapparatuur voor een computer had verkocht.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte wist dat hij valse biljetten aanbood. Anders dan de rechtbank is het hof niet van oordeel dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans op het uitgeven van vals geld heeft aanvaard, doordat hij de door hem verkregen bankbiljetten niet heeft gecontroleerd aan de hand van de identificatienummers op de bankbiljetten. Nog afgezien van het feit dat van de 89 door de verdachte aangeboden bankbiljetten er steeds maximaal 7 hetzelfde identificatienummer hadden, kan niet van een redelijk denkend mens worden verwacht dat deze bij het ontvangen van voor hem onbekende valuta steeds de identificatienummers controleert om na te gaan of er dubbele nummers bij zitten om zich ervan te verwittigen dat het geen vals geld betreft.
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte ten tijde van het uitgeven van de bankbiljetten opzet op de valsheid had zodat de verdachte van het onder parketnummer 13-689755-14 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-654111-13 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 13-654111-13:
1:
hij in de periode van 10 december 2012 tot en met 23 mei 2013 te Amsterdam opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 2] 113 hennepplanten.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-654111-13 onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 13-654111-13:
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat de aangetroffen planten in de kwekerij daadwerkelijk de werkzame stof bevatten die strafbaar is gesteld bij de Opiumwet, nu daar nimmer onderzoek naar heeft plaatsgevonden. Volgens de raadsman staat derhalve niet onomstotelijk vast dat het in casu gaat om materiaal bevattende hennep, althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II en dient de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 13-654111-13 te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
Op 24 mei 2013 is door verbalisant [verbalisant] geverbaliseerd dat tijdens de doorzoeking op 23 mei 2013 in het pand aan de [adres 2] te Amsterdam een in werking zijnde hennepplantage werd aangetroffen, welke hennepplantage is ontmanteld. Het hof ziet geen aanleiding om aan de juistheid van zijn bevindingen en/of zijn deskundigheid op het gebied van de identificatie van hennep te twijfelen. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat het zijn hennepplantage was en dat hij zich goed heeft laten informeren voordat hij zijn geld in spullen investeerde. Hij is hennep gaan telen om extra inkomsten te genereren. Bovendien is bij de ruiming van de hennepplantage wederom opgemerkt dat er hennepplanten zijn afgevoerd. Gelet op deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is het hof van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de aangetroffen planten in de kwekerij daadwerkelijk hennepplanten betreffen. Dat ten aanzien van het materiaal een cannabistest en een rapport van het NFI ontbreken, doet aan het voorgaande naar het oordeel van het hof niet af.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-654111-13 onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-654111-13 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-654111-13 onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak met parketnummer
13-654111-13 onder 1 en 2 en voor het in de zaak met parketnummer 13-689755-14 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van de Opiumwet door in zijn huurwoning een hennepkwekerij met 113 hennepplanten aanwezig te hebben. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van de gebruikers van dat middel en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Bovendien leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten en gaat zij niet zelden gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 augustus 2015 is de verdachte eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 100 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-654111-13 onder 2 en in de zaak met parketnummer 13-689755-14 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-654111-13 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-654111-13 onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van
mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 september 2015.
=========================================================================
[…]