ECLI:NL:GHAMS:2015:5797

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
13/685050-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling voorlopige hechtenis en verzoek tot schorsing in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Somalië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in het huis van bewaring Almere Binnen. Het hof heeft kennisgenomen van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 29 december 2014, waarin een bevel tot gevangenhouding was gegeven. De advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte waren aanwezig tijdens de zitting.

Het hof heeft de feiten en de rechtsgang in overweging genomen, evenals de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep werd ingesteld. De beoordeling van het hof richtte zich op de voorlopige hechtenis van de verdachte. Het hof oordeelde dat, gelet op de uitspraak van de Raad van State van 5 november 2014, voorlopige hechtenis voor feit 2 niet de aangewezen maatregel was. Voor feit 1 waren er echter voldoende ernstige bezwaren om de voorlopige hechtenis te laten voortduren.

Het hof hield rekening met het voornemen van het Openbaar Ministerie om de ISD-maatregel te vorderen en concludeerde dat er geen omstandigheden waren die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigden. Het verzoek van de verdachte tot schorsing werd afgewezen, omdat de belangen van de verdachte niet opwogen tegen de maatschappelijke veiligheid. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de gevangenhouding voor feit 1 werd bevolen voor een periode van 90 dagen. De beschikking werd gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, en de advocaat-generaal werd geïnformeerd over de beschikking.

Uitspraak

13/685050-14
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring Almere Binnen te Almere,
tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 29 december 2014, houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van 31 december 2014, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte mr. [naam].

De beoordeling

Het hof acht gelet op de uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 november 2014 voor feit 2 voorlopige hechtenis niet de aangewezen maatregel. Ten aanzien van feit 1 zijn er naar het oordeel van het hof voldoende ernstige bezwaren en gronden om de voorlopige hechtenis te laten voortduren.
Gelet op het voornemen van het Openbaar Ministerie om de ISD-maatregel te vorderen en de Justitiële Documentatie van de verdachte doet zich naar het oordeel van het hof thans geen omstandigheid voor als bedoeld in art. 67a lid 3 Sv.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat het belang dat de verdachte heeft bij zijn invrijheidstelling niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding zijn aangewezen, welke ook thans nog grond geven tot voortduring van zijn vrijheidsbeneming.

De beslissing

Het hof:
VERNIETIGT de beschikking waarvan beroep.
BEVEELT de gevangenhouding voor feit 1 voor een periode van 90 (negentig) dagen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 21 januari 2015 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. L.I.M. van Bergen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van K.D.M. de Lange als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 21 januari 2015,
de advocaat-generaal