ECLI:NL:GHAMS:2015:5793
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Uitleveringsdetentie en schorsing na beslissing tot uitlevering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in uitleveringsdetentie was genomen. De verdachte, geboren in Turkije en thans verblijvende in het huis van bewaring Over-Amstel te Amsterdam, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2015, waarin het verzoek tot schorsing van zijn uitleveringsdetentie was afgewezen. Het hof heeft de relevante stukken en de argumenten van de advocaat-generaal en de verdachte in overweging genomen.
Het hof heeft zich verenigd met de beschikking van de rechtbank, maar heeft de motivering daarvan gedeeltelijk afgewezen. Het hof heeft artikel 56, eerste lid, van de Uitleveringswet in zijn overwegingen betrokken, waarin wordt gesteld dat de schorsing van de uitleveringsdetentie kan eindigen zodra de officier van justitie op de hoogte is gesteld van de beslissing van de Minister van Justitie tot uitlevering. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om de uitleveringsdetentie te schorsen nadat de Minister al heeft besloten tot uitlevering.
De Memorie van Toelichting bij de Uitleveringswet benadrukt dat de schorsing van de uitleveringsdetentie niet meer mogelijk is na de kennisgeving van de uitleveringsbeslissing aan de officier van justitie. Dit is bedoeld om te voorkomen dat de opgeëiste persoon zich aan de uitlevering kan onttrekken. Gezien deze overwegingen heeft het hof besloten het beroep van de verdachte af te wijzen, waarmee de uitleveringsdetentie gehandhaafd blijft.