ECLI:NL:GHAMS:2015:5789
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van voorlopige hechtenis en verzoek tot schorsing in verband met vluchtgevaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, geboren in Kroatië en thans verblijvende in een huis van bewaring in Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2015, waarin zijn gevangenhouding werd bevolen en zijn verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd en is van mening dat er op dit moment geen evident bewijs is dat onrechtmatig is verkregen. Het hof heeft overwogen dat het hebben van een adres in Kroatië in de gegeven omstandigheden niet voldoende is om aan te nemen dat er geen ernstig gevaar voor vlucht bestaat. De hoeveelheid drugs die bij de verdachte is aangetroffen en de omstandigheden waaronder deze zijn gevonden, wijzen op een georganiseerd verband. Het hof concludeert dat er een ernstig risico bestaat dat de verdachte een misdrijf zal begaan dat de gezondheid of veiligheid van anderen in gevaar kan brengen.
Daarom heeft het hof het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat de belangen van de verdachte bij invrijheidstelling niet opwegen tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die zijn aangevoerd in het bevel tot gevangenhouding. De beslissing van het hof is op 8 april 2015 genomen in raadkamer, waarbij de voorzitter en de raadsheren unaniem tot deze conclusie zijn gekomen.