ECLI:NL:GHAMS:2015:5785
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing schorsingsverzoek wegens ontbreken plan van aanpak in voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1976 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwaag, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 25 februari 2015 een bevel tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn gevangenhouding had gegeven. Het hof heeft de stukken van de zaak en de akte van de griffier van de rechtbank bestudeerd, en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord.
Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn ten aanzien van feit 4, dat aan het bevel tot gevangenhouding was toegevoegd. Dit leidde tot de conclusie dat het hof zich niet kon verenigen met de beschikking van de rechtbank voor wat betreft dit feit. Voor de feiten 1 tot en met 3 heeft het hof zich echter wel verenigd met de beschikking van de rechtbank, voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was. Het hof heeft ook de justitiële documentatie van de verdachte in overweging genomen en geconcludeerd dat er op dat moment geen omstandigheden waren die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigden.
Het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen, mede omdat er geen concreet plan van aanpak kon worden opgesteld door de GGZ, aangezien de benodigde psychologische en psychiatrische rapportages nog niet gereed waren. De beslissing van het hof was dus om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beschikking werd gegeven door de voorzitter en twee raadsheren in raadkamer, en de advocaat-generaal bracht de beschikking ter kennis van de verdachte.