ECLI:NL:GHAMS:2015:5784
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afweging schorsingsverzoek in hoger beroep inzake voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 11 februari 2015 een bevel tot gevangenhouding had gegeven. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. van der Himst, gehoord.
De beoordeling van het hof richtte zich op het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof overwoog dat bij een dergelijk verzoek het belang van de verdachte bij invrijheidstelling moet worden afgewogen tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot gevangenhouding zijn aangevoerd. Het hof concludeerde dat er sprake was van een zeer ernstig feit waarbij het slachtoffer was overleden. Hoewel de raadsman persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren had gebracht, oordeelde het hof dat deze omstandigheden onvoldoende onderbouwd waren in het dossier.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat het belang van de verdachte niet opwoog tegen de maatschappelijke veiligheid. De beschikking van de rechtbank werd bevestigd, en het hof wees het beroep tegen de bestreden beschikking af. Deze beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren, en de griffier K.D.M. de Lange de beschikking opmaakte. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.