ECLI:NL:GHAMS:2015:5782

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
13/997039-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van voorlopige hechtenis en onderzoeksgrond in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 april 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1986 en thans verblijvende in het huis van bewaring De Marwei te Leeuwarden, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2015, die een bevel tot zijn gevangenhouding inhield. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, mr. M. Schwab, gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van mening dat de gronden waarop deze berust, gerechtvaardigd zijn. Het hof legt het recidivegevaar ten grondslag aan de voorlopige hechtenis, gezien de ernstige bezwaren dat de verdachte betrokken is bij een georganiseerd verband van diefstallen en heling van auto’s, evenals het opmaken van valse kentekens. Het hof concludeert dat er een ernstige vrees bestaat dat de verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan een misdrijf waarop een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld. Het hof overweegt verder dat het vervallen van beperkingen niet automatisch leidt tot het vervallen van de onderzoeksgrond, aangezien er nog steeds onderzoek plaatsvindt waarvoor de voorlopige hechtenis noodzakelijk is.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen, en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis eveneens af te wijzen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 22 april 2015.

Uitspraak

13/997039-14
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres]
thans verblijvende in het huis van bewaring De Marwei te Leeuwarden,
tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 30 maart 2015, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van 31 maart 2015, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte mr. M. Schwab.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en de gronden waarop deze berust, met dien verstande dat het hof het recidivegevaar mede ten grondslag legt aan de voorlopige hechtenis. Er zijn ernstige bezwaren dat de verdachte in een georganiseerd verband gedurende een lange tijd betrokken is geweest bij diefstallen cq heling van auto’s en het opmaken van valse kentekens en dat hier veel personen bij zijn betrokken. Om die reden is het hof van oordeel dat er sprake is van een ernstige vrees dat de verdachte zich schuldig zal maken aan een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld. Met betrekking tot de onderzoeksgrond overweegt het hof dat het feit dat er geen beperkingen meer zijn, niet automatisch met zich mee brengt dat de onderzoeksgrond komt te vervallen. De advocaat-generaal heeft aannemelijk gemaakt dat op tal van gebieden nog onderzoek plaatsvindt waarvoor continuering van de voorlopige hechtenis is vereist.
Mede gelet op het bovenstaande wordt het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.

13.997039-14

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 22 april 2015 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. M.R. Cox en H.A. Marquart Scholtz, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.D.M. de Lange als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 22 april 2015,
de advocaat-generaal