ECLI:NL:GHAMS:2015:5782
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- M.J.G.B. Heutink
- M.R. Cox
- H.A. Marquart Scholtz
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van voorlopige hechtenis en onderzoeksgrond in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 april 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1986 en thans verblijvende in het huis van bewaring De Marwei te Leeuwarden, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2015, die een bevel tot zijn gevangenhouding inhield. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, mr. M. Schwab, gehoord.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van mening dat de gronden waarop deze berust, gerechtvaardigd zijn. Het hof legt het recidivegevaar ten grondslag aan de voorlopige hechtenis, gezien de ernstige bezwaren dat de verdachte betrokken is bij een georganiseerd verband van diefstallen en heling van auto’s, evenals het opmaken van valse kentekens. Het hof concludeert dat er een ernstige vrees bestaat dat de verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan een misdrijf waarop een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld. Het hof overweegt verder dat het vervallen van beperkingen niet automatisch leidt tot het vervallen van de onderzoeksgrond, aangezien er nog steeds onderzoek plaatsvindt waarvoor de voorlopige hechtenis noodzakelijk is.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen, en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis eveneens af te wijzen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 22 april 2015.