ECLI:NL:GHAMS:2015:5781

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2015
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
13/995006-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis in verband met deelname aan criminele organisatie en cocaïne-invoer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1962 en thans verblijvende in het huis van bewaring Nieuwegein, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2015, die het verzoek tot opheffing van zijn voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met de invoer van grote hoeveelheden cocaïne. Het hof oordeelt dat de vrijlating van de verdachte een geschokte rechtsorde zou veroorzaken, wat zou leiden tot publiek onbehagen en maatschappelijke onrust. Dit heeft het hof doen besluiten om het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.

De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de medische situatie van zijn vrouw, zijn door het hof als onvoldoende zwaarwegend beoordeeld in het licht van de ernst van de verdenking. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en het beroep en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

13/995006-14
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Nieuwegein te Nieuwegein,
tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 11 februari 2015, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van 13 februari 2015, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw mr. T.C. Heijmerink, kantoorgenoot van mr. N. van Schaik.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en de gronden waarop deze berust. Het hof overweegt dat er ernstige bezwaren zijn dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die zich bezig houdt met de invoer van grote hoeveelheden cocaïne. Mede gelet op deze verdenking is het hof van oordeel dat er ook nu nog sprake is van een geschokte rechtsorde, in die zin dat aannemelijk is dat de vrijlating van de verdachte een zodanig publiek onbehagen teweeg zal brengen dat dit zou leiden tot maatschappelijke onrust.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen. Het hof overweegt dat het persoonlijke belang van de verdachte niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding zijn aangewezen. De medische situatie van de vrouw van de verdachte acht het hof onvoldoende zwaarwegend gezien de ernst van de verdenking en mede gelet op feit dat onvoldoende is gebleken dat uitsluitend de verdachte zijn vrouw zou kunnen verzorgen.

13.995006-14

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beslissing, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 11 maart 2015 in raadkamer van dit hof door
mr. D. Radder, voorzitter,
mrs. M.J.G.B. Heutink en F.W. van Lottum, raadsheren,
in tegenwoordigheid van K.D.M. de Lange als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 11 maart 2015,
de advocaat-generaal