ECLI:NL:GHAMS:2015:5781
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis in verband met deelname aan criminele organisatie en cocaïne-invoer
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1962 en thans verblijvende in het huis van bewaring Nieuwegein, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2015, die het verzoek tot opheffing van zijn voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met de invoer van grote hoeveelheden cocaïne. Het hof oordeelt dat de vrijlating van de verdachte een geschokte rechtsorde zou veroorzaken, wat zou leiden tot publiek onbehagen en maatschappelijke onrust. Dit heeft het hof doen besluiten om het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de medische situatie van zijn vrouw, zijn door het hof als onvoldoende zwaarwegend beoordeeld in het licht van de ernst van de verdenking. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en het beroep en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig.