ECLI:NL:GHAMS:2015:5780
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verlenging gevangenhouding en recidivegevaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1973 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwaag, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 14 januari 2015 een bevel tot verlenging van zijn gevangenhouding had gegeven. De verdachte stelde dat hij bereid was om mee te werken aan hulpverlening, maar het hof oordeelde dat deze enkele stelling onvoldoende was om aan te nemen dat het recidivegevaar niet meer aanwezig was. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord en heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de beschikking waarvan beroep.
Het hof heeft zich verenigd met de beschikking van de rechtbank en de gronden waarop deze berust. Het hof concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat het recidivegevaar kon worden ingeperkt door een andere maatregel dan voorlopige hechtenis. Ook werd vastgesteld dat er geen omstandigheden aanwezig waren die een andere beslissing rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. De argumenten van de raadsman werden niet als relevant beschouwd voor de beoordeling in het kader van dit hoger beroep.
Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen. Deze beslissing werd genomen in raadkamer en is op 4 februari 2015 gegeven door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.