ECLI:NL:GHAMS:2015:5714
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende goeder trouw bij CJIB-schuld
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van de schuldsaneringsregeling voor appellant [X]. Het verzoekschrift van [X] was ingediend na een eerdere afwijzing door de rechtbank Amsterdam op 6 juli 2015. Tijdens de zitting op 8 september 2015 heeft [X] zijn verzoek toegelicht, waarbij hij stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zijn schulden aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) en de woningbouwvereniging een belemmering vormden voor toelating tot de schuldsanering.
Het hof heeft vastgesteld dat [X] een schuld aan het CJIB had van € 1.422,-, opgebouwd uit boetes voor verkeersovertredingen. Het hof oordeelde dat [X] niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van deze schulden. Ondanks zijn verklaring dat hij een betalingsregeling had getroffen, ontbrak het aan bewijs dat deze regeling daadwerkelijk was nageleefd. Het hof concludeerde dat de CJIB-schuld substantieel was en dat [X] niet had aangetoond dat hij de omstandigheden die tot zijn schulden hadden geleid onder controle had gekregen.
Het verzoek van [X] om alsnog toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat [X] onvoldoende inzicht had gegeven in zijn persoonlijke ontwikkeling en re-integratie-inspanningen. De omstandigheden dat hij geen auto meer bezat en de afspraken met de Dienst Werk en Inkomen (DWI) nakwam, waren niet voldoende om tot een ander oordeel te komen. Het hof benadrukte dat er onvoldoende informatie was over zijn medische en psychische toestand en dat er geen sociaal vangnet was aangetoond. De uitspraak van het hof houdt in dat de afwijzing van de schuldsaneringsregeling standhoudt.