ECLI:NL:GHAMS:2015:5713

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
2 maart 2016
Zaaknummer
200.172.654
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in verzoek tot omzetting faillissement in schuldsanering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [X] tot omzetting van zijn faillissement in een schuldsaneringsregeling. Het verzoek was ingediend na de termijn die is vastgesteld in artikel 3 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank Noord-Holland had eerder, op 25 juni 2015, het verzoek van [X] afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat het faillissement van [X] op 13 mei 2014 was uitgesproken op verzoek van de belastingdienst, met benoeming van mr. M.C. Schenkeveld als rechter-commissaris en mr. A.J.J. van der Heiden als curator.

Tijdens de zitting op 1 september 2015 heeft [X] zijn verzoek toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.B. Houtappel. Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en het dossier van de rechtbank, inclusief het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg. Het hof heeft ook de aanvullende stukken van [X] in overweging genomen.

De kern van de zaak was de ontvankelijkheid van [X] in zijn verzoek, aangezien hij dit verzoek niet binnen de wettelijke termijn had ingediend. Artikel 3, eerste lid, Fw stelt dat een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling binnen veertien dagen na kennisgeving van het faillissement moet worden ingediend. Het hof heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat [X] niet binnen deze termijn heeft gehandeld. Het betoog van [X] dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een verzoek in te dienen, werd verworpen, omdat er bewijs was dat hij tijdig was geïnformeerd.

Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank vernietigd en [X] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit arrest is openbaar uitgesproken en er is een termijn van acht dagen gesteld voor het indienen van beroep in cassatie bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.172.654/01
rekestnummer rechtbank : C/14/14/158F
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 september 2015
in de zaak van
[X] ,
wonende te [Y] ,
appellant,
advocaat: mr. J.B. Houtappel te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellant wordt hierna [X] genoemd.
[X] is bij per fax op 3 juli 2015 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 juni 2015, waarbij zijn verzoek tot omzetting van het faillissement in een schuldsaneringsregeling is afgewezen.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 1 september 2015. Bij die behandeling is [X] verschenen, bijgestaan door mr. Houtappel voornoemd, die het verzoekschrift heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd. Voorts is de curator in het faillissement van [X] , mr. A.J.J. van der Heiden, verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg en de namens [X] op 28 augustus 2015 nader overgelegde stukken. [X] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Ontvankelijkheid

2.1
Het faillissement van [X] is op verzoek van de belastingdienst op 13 mei 2014 door de rechtbank Noord-Holland uitgesproken met benoeming van mr. M.C. Schenkeveld, lid van die rechtbank, tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. A.J.J. van der Heiden, advocaat te Den Helder, als curator. Het onderhavige verzoek tot opheffing van het faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is op 18 maart 2015 bij de rechtbank Noord-Holland ingediend.
2.2
Aan de orde is allereerst de vraag of [X] ontvankelijk is in zijn verzoek als hiervoor bedoeld, nu hij dit verzoek niet heeft gedaan binnen de in artikel 3, eerste lid, Faillissementswet (Fw) genoemde termijn.
2.3
Artikel 3, eerste lid, Fw bepaalt - kort gezegd - dat indien een faillissement van een natuurlijk persoon door een schuldeiser wordt verzocht, de griffier deze persoon terstond bij brief kennis geeft dat hij binnen veertien dagen na de dag van de verzending van die brief een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling kan indienen. Een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling na de termijn genoemd in artikel 3, eerste lid, Fw leidt in beginsel tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. Een uitzondering op deze regel is opgenomen in artikel 15b, eerste lid, Fw. Indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden nagelaten heeft binnen de termijn genoemd in artikel 3, eerste lid, Fw een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen, kan de gefailleerde toch in zijn verzoek worden ontvangen. Van een grond voor het maken van de uitzondering als hiervoor bedoeld is, gelet op het navolgende, in het onderhavige geval niet gebleken.
2.4
[X] heeft betoogd dat hij destijds (toen zijn faillissement werd verzocht) niet is gewezen op de mogelijkheid een verzoek te doen tot toelating schuldsanering, niet door de rechtbank en ook niet door de curator. Dit betoog wordt verworpen. Als niet (voldoende) weersproken staat vast dat aan [X] per aangetekende post een brief is verzonden waarin hij wordt opgeroepen voor de behandeling van faillissementsverzoek, en dat in die oproepingsbrief tevens is vermeld de mogelijkheid voor [X] om binnen veertien dagen na dagtekening van de brief een verzoek te doen tot toelating tot de schuldsanering. [X] heeft desgevraagd verklaard dat hij ten tijde van de verzending van de oproepingsbrief niet was verhuisd zodat niet aan de orde is de situatie dat de brief naar een adres is gezonden waar [X] niet meer woonachtig was. Nu deze oproepingsbrief niet retour is gekomen en evenmin anderszins is gebleken dat de brief niet bezorgd is kunnen worden op het adres van [X] , kan ervan worden uitgegaan dat de brief op het adres van [X] is bezorgd. Mocht [X] de brief vervolgens niet of niet goed gelezen hebben, dan komt dat voor zijn risico.
2.5
Het vorenoverwogene leidt er toe dat de rechtbank [X] in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk had moeten verklaren.

3.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep;
- verklaart [X] alsnog niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van het op 13 mei 2014 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, M.A. Goslings en D.L.M.T. Dankers-Hagenaars en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.